- Grootste daling productieomvang en aantal nieuwe orders sinds november 2022
- Daling inkoopkosten het grootst sinds januari 2015
- Lagere verkoopprijzen voor het eerst sinds juli 2020
De hoofdindex van de PMI daalde van 44.9 naar 44.2, de negende achtereenvolgende verslechtering van de bedrijfsomstandigheden in de Nederlandse productiesector. Dit was bovendien de grootste achteruitgang in drie jaar.
Er was halverwege het tweede kwartaal opnieuw sprake van een achteruitgang in de Nederlandse industrie. De aanhoudend zwakke vraag had een negatieve impact op de stand van zaken in de sector en was de belangrijkste reden voor de grotere dalingen van de productieomvang en het aantal nieuwe orders. De inkoopactiviteiten liepen vervolgens aanzienlijk terug en de bedrijven verkleinden hun voorraden om deze aan te passen aan de lagere werklast.
De matte marktomstandigheden hadden echter ook positieve gevolgen. De gegevens voor mei lieten een verdere verbetering zien van de prestatie van leveranciers, wat leidde tot een daling van de kostendruk. De bedrijven maakten melding van de grootste daling van de inkoopkosten sinds 2015 en van de eerste daling van de verkoopprijzen in bijna drie jaar.
Orderportefeuilles industrie slinken snelst in elf jaar
“De industrie gaat gebukt onder trage economische groei, die wordt veroorzaakt door de snel gestegen rente en de hoge inflatie”, zegt Albert Jan Swart, sectoreconoom industrie bij ABN AMRO, over de Nevi PMI deze maand. “Ondernemingen zijn nog steeds voorraden aan het afbouwen, omdat toeleveringsketens weer functioneren, de financieringskosten zijn gestegen en de vraag zwak is. Het aantal openstaande orders daalde in het hoogste tempo sinds april 2012. De afbouw van voorraden duurt langer dan verwacht. Het is aannemelijk dat overtollige voorraden bijna zijn afgebouwd, wat na de zomer zou kunnen leiden tot aantrekkende vraag. Anderzijds zal de hogere rente leiden tot een lagere vraag naar bouwmaterialen. Vanwege hogere financieringslasten zal de bouw van woningen in de tweede helft van dit jaar dalen. Een sterk herstel van de industrie is niet te verwachten zolang de economische vooruitzichten niet verbeteren. De centrale banken hebben de rente verhoogd om de inflatie te beteugelen. We verwachten de eerste renteverlaging niet eerder dan tegen het eind van 2023. Dit jaar zal daarom lastig blijven voor de industrie.”
Negatief effect aantal ontvangen nieuwe orders op hoofdindex PMI
De grootste deelindex voor de PMI is die voor het aantal ontvangen nieuwe orders en deze had in mei een aanzienlijk negatief effect op de hoofdindex. De aanhoudende daling van het aantal nieuwe orders bij de productiebedrijven was groter dan in april en de grootste in zes maanden. De belangrijkste reden voor de lagere verkoop was de voortdurende zwakke vraag in de sector. De buitenlandse vraag was bovendien in mei opnieuw kleiner. De daling van het aantal ontvangen nieuwe exportorders was vergelijkbaar met die van het totale aantal nieuwe orders en de grootste sinds december vorig jaar.
De productieomvang in de Nederlandse industrie nam hierdoor in mei voor de derde achtereenvolgende maand af. Deze daling was aanzienlijk en een van de grootste ooit. De bedrijven gaven regelmatig aan dat de krimp het gevolg was van de te geringe vraag, al werd er door sommige bedrijven ook melding gemaakt van productieproblemen.
Het gebrek aan nieuwe orders en de voorkeur voor het benutten van bestaande voorraden, zorgden ervoor dat de bedrijven halverwege het tweede kwartaal hun inkoopactiviteiten verkleinden. De daling van de hoeveelheid ingekocht materiaal was aanzienlijk en groter dan in april. De materiaalvoorraad daalde hierdoor fors en de periode van krimp komt hiermee op vier maanden. De voorraad gereed product nam eveneens aanzienlijk af.
De respondenten gaven aan dat de zwakke vraag voor een betere beschikbaarheid zorgde van materialen bij de leveranciers. De gemiddelde levertijden waren daarom in mei voor de vijfde maand op rij aanzienlijk korter.
De betere beschikbaarheid van materialen zorgde in mei voor een verdere daling van de inkoopprijzen, de derde op rij. De daling van de gemiddelde bedrijfskosten was zelfs de grootste sinds januari 2015 en werd door de panelleden toegeschreven aan de lagere energie- en grondstofprijzen. Deze kostenbesparingen werden vervolgens doorberekend, waardoor er voor het eerst sinds juli 2020 sprake was van lagere verkoopprijzen.
Bedrijven positief over vooruitzichten productieomvang
Ondanks de aanhoudende verslechtering van de marktomstandigheden bleven de bedrijven positief over de vooruitzichten voor de productieomvang voor de komende twaalf maanden. De hoop op een verbetering van de vraag, de ontwikkeling van nieuwe producten en plannen voor capaciteitsuitbreiding werden als redenen genoemd voor dit vertrouwen. Toch was er onder de panelleden sprake van terughoudendheid, zo bleek uit de mate van vertrouwen die het laagst was in vijf maanden.
Tot slot maakten de gegevens voor mei wederom melding van overcapaciteit in de sector. De hoeveelheid onvoltooid of nog niet uitgevoerd werk daalde in de grootste mate sinds april 2012. De werkgelegenheid in de Nederlandse productiesector nam in mei echter nog steeds toe, al was deze toename bescheiden.
Bron: Nevi PMI®