De baankansen van mensen met een gemiddeld opleidingsniveau dalen in Nederland.
In de afgelopen tien jaar is het aandeel banen voor gemiddeld opgeleiden met 4,5 procent afgenomen. De werkloosheid onder gemiddeld geschoolden is sinds de recessie van 2001 nooit meer lager dan 3,5 procent geweest. In 2011 was 5,3 procent van de gemiddeld opgeleiden werkloos aldus het vandaag verschenen rapport “Loonongelijkheid in Nederland stijgt” van het Centraal Planbureau (CPB).
Tegelijkertijd neemt de loonongelijkheid toe, omdat hoogopgeleide werknemers uitlopen op de rest. In de afgelopen vijftien jaar is de vraag naar hoogopgeleide werknemers sneller gestegen dan het eveneens toegenomen aanbod. Daardoor verdienen zij steeds meer, vergeleken met mensen die minder hoog zijn opgeleid. De verschillen in brutoloon tussen de boven- en onderkant van de arbeidsmarkt zijn momenteel ongeveer vijftien procent hoger dan eind jaren negentig. De afgelopen twintig jaar is het verschil in het gemiddelde onderwijsrendement (de opbrengsten van een jaar extra opleiding gemeten in loon) tussen een universitair geschoolde werknemer en een Vmbo’er bijna verdubbeld.
Deze loonontwikkelingen en hogere onderwijsrendementen bevorderen dat veel gemiddeld opgeleiden de sprong omhoog wagen via het volgen van een hogere opleiding. De stijgende vraag naar hoogopgeleiden maakt dat ook kansrijk. Laagopgeleiden en mbo’ers die geen hoger onderwijsniveau kunnen halen, moeten het daarentegen hebben van de complementariteit met hoogopgeleiden. De stijgende vraag naar persoonlijke diensten biedt daarvoor mogelijkheden.
Onderwijs is een manier om lonen van verschillende groepen op de arbeidsmarkt minder sterk uit elkaar te laten lopen. Als het aanbod van goed opgeleide mensen hoog genoeg wordt, neemt de loonongelijkheid dan ook af. Een goede doorstroom tussen niveaus van bijvoorbeeld middelbaar beroepsonderwijs naar hoger beroepsonderwijs is hierbij van belang.
Bron: CPB