Uit DNB onderzoek (PDF, 3 pagina’s) blijkt dat de Nederlandse economie doorgaans hogere pieken en diepere dalen kent dan de economieën van vergelijkbare Europese landen. Nederlandse huishoudens beschikken over relatief weinig vrije besparingen die aangesproken kunnen worden in slechte tijden. Daardoor reageert de Nederlandse consumptie en daarmee de economie als geheel extra hard op schokken. Deze economische volatiliteit gaat niet alleen gepaard met onzekerheden en aanpassingskosten, maar volgens recent onderzoek ook met een lager welbevinden. Dit is een reden om de volatiliteit van de Nederlandse economie te beperken. Maatregelen op het gebied van het pensioenstelsel, de woning- en hypotheekmarkt en het begrotingsbeleid kunnen hieraan bijdragen.
Macro-economische volatiliteit ondermijnt algemeen welbevinden
Uit onderzoek blijkt dat een recessie door de meeste mensen als ruim twee keer onprettiger wordt ervaren dan dat een fase van hoogconjunctuur hen gelukkig maakt. Een volatiele economie kent vergeleken met een stabiele economie niet alleen hogere pieken, maar ook diepere dalen, met alle gevolgen voor de arbeidsmarkt van dien (werkloosheid en ontslagen). Aangezien veel mensen hun identiteit ontlenen aan hun baan, maakt werkloos worden ons ongelukkiger. Onderzoek toont aan dat ontslag zelfs langer en veel sterker negatief doorwerkt op ons geluk dan vele andere levensgebeurtenissen, zoals een scheiding of het overlijden van een naaste. Het is daarom gewenst om de volatiliteit (het ‘boom-bust’ karakter) van de economie te beperken.
Juiste referentiegroep van belang voor duiding volatiliteit
Wanneer de volatiliteit van de Nederlandse economie, afgemeten aan de bbp-groei, wordt vergeleken met de rest van het eurogebied, dan lijkt het met dat boom-bust karakter wel mee te vallen. Afgemeten aan de standaarddeviatie (maatstaf voor volatiliteit), blijkt de Nederlandse economie wel wat volatieler, maar het verschil is niet schokkend (2,0 procentpunt voor NL versus 1,7 procentpunt voor het eurogebied excl. NL). Een dergelijke vergelijking geeft echter een vertekend beeld. Er wordt immers vergeleken met landen, zoals bijvoorbeeld de Zuid-Europese, die qua economische structuur (openheid, bedrijfstakkenverdeling en welvaartsniveau) niet lijken op Nederland. Het is daarom zinvoller om de volatiliteit van de Nederlandse economie af te zetten tegen landen die op dit vlak vergelijkbaar zijn, zogenoemde peers. Op grond van gelijkenissen in de economische structuur, kunnen België, Oostenrijk en Denemarken worden bestempeld als peers. Uit figuur 1 blijkt dat de Nederlandse economie doorgaans hogere pieken en diepere dalen kent dan deze groep landen. Deze conclusie verandert niet als ook Duitsland en Frankrijk – geen kleine open economieën, maar wel belangrijke handelspartners van ons land met vergelijkbare instituties – aan de peers worden toegevoegd.
Grafiek Nederlandse bbp-groei afgezet tegen verschillende landengroepen
Procentuele jaarmutatie
Bron: Eurostat en eigen berekeningen
Nederland kent sterke wisselwerking reële economie en financiële sector
Wat maakt de Nederlandse economie volatieler dan die van onze peers? Een belangrijke verklaring ligt in de wisselwerking tussen de reële economie en de financiële sector. Zo kennen Nederlandse huishoudens in vergelijking met peers bovengemiddelde liquiditeitsrestricties, doordat hun vermogen grotendeels bestaat uit illiquide pensioenbesparingen en beleggingen in de eigen woning. Hierdoor bestaan de financiële bezittingen van Nederlandse huishoudens gemiddeld maar voor 30% uit liquide vermogen, terwijl bijvoorbeeld Belgische huishoudens gemiddeld 75% liquide bezittingen tot hun beschikking hebben. Nederlanders zijn daardoor beperkt in hun mogelijkheden om schokken op te vangen met hun vermogen, waardoor deze schokken bijna volledig doorwerken in de consumptie. De volatiliteit van de particuliere consumptie draagt dan ook sterk bij aan het grillige karakter van de Nederlandse economie. Daarbij versterkt de volatiliteit van de Nederlandse huizenmarkt het grillige karakter van de consumptie. Door onder andere onze hoge hypotheekschulden hebben huizenprijsontwikkelingen namelijk een relatief grote invloed op de consumptie. Ten slotte heeft ook het pro-cyclische Nederlandse begrotingsbeleid in het verleden bijgedragen aan het volatiele consumptiepatroon.
Er is dus reden om de volatiliteit van de Nederlandse economie te beperken, zeker tegen de achtergrond van de lagere voorziene groei van de Nederlandse economie in de komende jaren. Voor de jaren 2020-2025 wordt een groeitempo van gemiddeld 1,3% per jaar verwacht, nadat het bbp in de afgelopen vijf jaar met gemiddeld 2,3% per jaar toenam. Waar een groeiende economie ons welzijn verbetert, zal een lagere groei een drukkend effect hebben op de stijging van ons welbevinden. Dit effect kan (deels) gecompenseerd worden als we erin slagen de volatiliteit van de Nederlandse economie te verkleinen. Hier valt bijvoorbeeld te denken aan het vergroten van de schokbestendigheid van het pensioenstelsel, zonder afbreuk te doen aan de voordelen van collectieve pensioenbesparingen en risicodeling. Ook kan gedacht worden aan het afbouwen van fiscale voordelen voor de eigen woning en het versterken van de stabilisatiefunctie van de overheidsbegroting.
Bron: DNB