In 2018 bedroeg het doorsnee vermogen van Nederlandse huishoudens 38,4 duizend euro, 10 duizend euro meer dan een jaar eerder. De toename komt vooral doordat woningen in waarde bleven stijgen. Het vermogen is nog niet op het niveau van 2008. Wanneer de eigen woning buiten beschouwing blijft, was het vermogen met 14,6 duizend euro iets hoger dan in 2017 en iets lager dan de piek in 2010. Dat meldt het CBS op basis van nieuwe cijfers.
Het doorsnee (mediane) vermogen is gelijk aan het middelste vermogen wanneer de vermogens van alle particuliere huishoudens van laag naar hoog worden gerangschikt. Dat wil zeggen dat de helft van de huishoudens meer en de andere helft minder vermogen bezit.
De tien procent huishoudens met de laagste vermogens hadden samen meer schulden dan bezittingen. Per saldo hadden ze een negatief vermogen van 45 miljard euro. Dat komt vooral doordat in deze groep veel woningbezitters zitten van wie de hypotheekschuld hoger is dan de woningwaarde. Het meeste vermogen is geconcentreerd bij de hoogste tien procent vermogens. De bezittingen van die huishoudens (1 033 miljard euro) bestonden voor 36 procent uit eigen woning, voor 20 procent uit aanmerkelijk belang en voor 13 procent uit bank- en spaartegoeden. Hun schuld bedroeg 157 miljard euro.
Bij het vaststellen van de fiscale hypotheekschuld zijn eventueel opgebouwde tegoeden bij spaar- en beleggingshypotheken niet meegenomen omdat het CBS tot op heden geen toegang heeft gekregen tot de onderliggende gegevens. Ook worden pensioenaanspraken en andere aanspraken van sociale zekerheid niet tot het vermogen gerekend, omdat deze collectief worden geregeld en niet op persoonsniveau toerekenbaar zijn, of overdraagbaar van persoon op persoon.
Vermogensongelijkheid opnieuw gedaald
De ongelijkheid in vermogen tussen huishoudens was in 2018 kleiner dan het jaar ervoor. De vermogensongelijkheid daalt al vanaf 2015, wat samenhangt met de aantrekkende woningmarkt. Tussen 2011 en 2014 nam de vermogensongelijkheid nog toe. Dit hing sterk samen met de daling van de huizenprijzen tijdens de economische crisis, die vooral de minder vermogende huizenbezitters trof. Rijkere huishoudens met een eigen woning hebben vaak ook andere bezittingen. De vermogensongelijkheid exclusief eigen woning is in de periode 2011-2018 vrijwel niet veranderd.
De ongelijkheid in inkomen is aanzienlijk lager dan de vermogensongelijkheid, en met uitzondering van 2014 vrijwel onveranderd gebleven. De toename in 2014 kwam vooral door een incidentele fiscale maatregel die het voor directeur-grootaandeelhouders aantrekkelijk maakte zichzelf in dat jaar veel dividend uit te keren.
Grote vermogens in kleine Brabantse gemeenten, kleine vermogens in de grote steden
Met een vermogen van in doorsnee 337 duizend euro was Bloemendaal de meest vermogende gemeente in 2018. Dat is bijna 9 keer zo veel als landelijk (38,4 duizend euro). Ook staan er in de top tien van meest vermogende gemeenten veel Brabantse dorpen: Alphen-Chaam, Hilvarenbeek, Oirschot, Sint-Anthonis en Bergeijk. Hier wonen naar verhouding veel ouderen, die gedurende hun leven een flink vermogen hebben opgebouwd.
Huishoudens met het laagste doorsnee vermogen bevinden zich vooral in de grote steden. Het minst vermogend is Rotterdam met een doorsnee vermogen van 4,3 duizend euro. Utrecht is de enige van de vier grote steden die niet in de top tien van gemeenten met laagste vermogens valt, maar ook daar was het vermogen met 14,2 duizend euro relatief laag. In de grote steden wonen relatief veel jongeren, uitkeringsontvangers en personen met een niet-westerse migratieachtergrond. Deze groepen hebben doorgaans weinig vermogen.
Bron: CBS