Bij Nederlandse bedrijven lijkt de bereidheid om smeergeld te betalen om klanten te winnen of te behouden te zijn gestegen.
Bestuurders negeren het risico op vervolging om targets te behalen. Dit blijkt uit de ‘Global Fraud Survey 2012′ van Ernst & Young.
Dit onderzoek is uitgevoerd onder 1700 bestuurders in 43 landen en geeft hun percepties op het gebied van fraude en corruptie weer. Van de ondervraagden rechtvaardigt 18% het betalen van steekpenningen indien dit helpt te overleven in tijden van crisis. In 2010 was dit maar 4%.
De druk om opbrengsttargets te behalen, ondermijnt het draagvlak voor naleving van wet- en regelgeving. Angelique Keijsers, partner van Ernst & Young Fraud Investigation & Dispute Services: ‘Het is opmerkelijk dat slechts 6% van de ondervraagden aangeeft dat corruptie wijdverspreid is in Nederland, terwijl 18% aangeeft dat het winnen van opdrachten omkoping kan rechtvaardigen.’ Van de Nederlandse ondervraagden vindt 12% het aanvaardbaar om in tijden van crisis de jaarrekening te manipuleren; 10% meer dan in 2010.
Bestuurders onder druk – ‘tone at the top’
Besturen staan onder druk omdat toezichthouders en aandeelhouders hen verantwoordelijk stellen voor corruptie waarmee het bedrijf in verband wordt gebracht.
Uit het onderzoek blijkt dat er een gebrek is aan consistentie in de opvolging van de ‘tone at the top’. Angelique Keijsers: ‘De ‘tone at the top’ stelt hoge eisen aan eenduidigheid. Besturen geven geen consistent signaal af. Vaak hebben bedrijven op papier een streng anti-corruptie beleid, maar blijven overtredingen onbestraft.’
Onderzoeken van zakenpartners – 3rd party due diligence
Het percentage van de ondervraagden (24%) dat vindt dat investeringen in nieuwe markten geen nieuwe risico’s met zich meebrengen, mag niet worden verwaarloosd. Bedrijven die groei zoeken in ‘emerging markets’ lopen namelijk risico’s die niet altijd adequaat worden beheerst, blijkt uit het onderzoek. In veel landen vereist de wet dat onderzoek (3rd party due diligence) wordt gedaan naar zakenpartners. Dit wordt bijvoorbeeld geëist door de Amerikaanse Foreign Corrupt Practices Act en door de Bribery Act 2010 van het Verenigd Koninkrijk. Van de Nederlandse ondervraagden geeft bijna 80% aan dergelijk onderzoek niet te doen. In andere Europese landen ligt dit op 49%. Keijsers vervolgt: ‘Veel Nederlandse bedrijven zoeken naar groeimogelijkheden in groeimarkten door fusies en samenwerkingsverbanden. Voor deze ondernemingen is het risicovol geen achtergrondonderzoek te doen naar de zakenpartner. Zij zouden dit onderzoek moeten verrichten voorafgaand aan de transactie. Onder de genoemde wetten bestaat het risico dat zij aansprakelijk worden gesteld voor integriteitschendingen gepleegd door de zakenpartner.’
Onder de huidige marktomstandigheden lijken groei en integriteit moeilijk verenigbaar. Keijsers: ‘Ondernemingen doen te weinig aan de beheersing van de risico’s van fraude en corruptie. Veelal gaat de aandacht uit naar het formuleren van beleid. Bestuurders moeten aandacht besteden aan het in kaart brengen van de risico’s en de medewerkers meer trainen op dit gebied.’
Bron: E&Y