Nederland geldt vanouds als een aantrekkelijke thuishaven voor grote internationale ondernemingen. KPMG voorziet dat deze sterke positie de komende jaren onder druk komt te staan.

In de afgelopen jaren is al een elftal Nederlandse middelgrote ondernemingen, met een beperkt economisch belang, in buitenlandse handen terechtgekomen. Bovendien krijgen bedrijven steeds lossere banden met het land waarin ze gevestigd zijn.

Een gehele of gedeeltelijke verplaatsing van grote ondernemingen en hun hoofdkantoor is daarom een realistisch scenario, wat tot forse schade voor de Nederlandse economie kan leiden. De overname en daarmee wellicht het vertrek van het hoofdkantoor van één van de tien grootste Nederlandse bedrijven zorgt bijvoorbeeld voor een direct verlies van 0,8 miljard euro, dat kan oplopen tot 2,1 miljard euro. KPMG roept daarom op tot een breed debat om het verkillen van het Nederlandse vestigingsklimaat te voorkomen.

Nederland staat steevast hoog op de lijstjes van landen met een sterke concurrentiepositie en aantrekkelijk vestigingsklimaat. Het afgelopen jaar verwelkomde ons land 16 nieuwe hoofdkantoren van buitenlandse partijen, met name uit Azië en Noord-Amerika. Tegelijk zien we dat de relatieve positie met betrekking tot het aantal hoofdkantoren van Nederland is verslechterd, met name ten opzichte van de BRIC-landen en Zwitserland. Naast verdere druk op deze positie wijzen de onderzoekers op de trend dat bedrijven kiezen voor internationale spreiding van bedrijfsonderdelen. De globalisering van de economie, het naar elkaar toegroeien van wet- en regelgeving en het belang om risico’s te spreiden, maken de vanzelfsprekendheid om alle activiteiten op één plek te houden steeds minder groot.

Economische waarde: 80 miljard

Het geheel of gedeeltelijk verhuizen van een onderneming uit Nederland kan een eigen keuze zijn of voortvloeien uit een buitenlandse overname. De gevolgen van zo’n overname en het verdwijnen van een hoofdkantoor in Nederland worden vaak onderschat. Hoofdkantoren hebben niet alleen directe economische waarde vanwege banen en bedrijfsopbrengsten. Ook als opdrachtgever voor toeleveranciers en andere dienstverleners zorgen zij voor aanzienlijke indirecte opbrengsten. Daarnaast heeft de aanwezigheid van toonaangevende multinationals in ons land kwalitatieve meerwaarde, bijvoorbeeld door een platform voor toptalent te bieden en bij te dragen aan innovatieve ontwikkelingen (R&D). De totale directe en indirecte waarde van de honderd grootste ondernemingen die in Nederland hun hoofdkantoor hebben, schat KPMG op ca. 80 miljard euro (13,4% van het BBP). Daarnaast zorgen zij voor ruim 1 miljoen banen (12% van de beroepsbevolking).

Erosie

In de afgelopen jaren is zichtbaar dat de positie van Nederland geleidelijk erodeert. Van de honderd grootste ondernemingen kwamen van 2006 tot 2011 11 bedrijven in buitenlandse handen. Dat heeft volgens de berekening van KPMG naar schatting 2,3 miljard euro verlies voor het Nederlandse BBP betekend waar mogelijk zo’n 40.000 banen mee geraakt worden. Gerelateerd aan de omzet betrof het hier relatief kleine spelers. Daarom is in het onderzoek ook gekeken wat de buitenlandse overname van één van de tien grootste Nederlandse ondernemingen zou betekenen. Dit zorgt voor een direct verlies van zo’n 0,8 miljard en kan oplopen tot 2,1 miljard. Dit is bij elkaar bijna evenveel als het totale verlies door buitenlandse overnames van middelgrote bedrijven van de afgelopen jaren. Bij de volledige verplaatsing van de bedrijfsactiviteiten komt daar een additioneel verlies van 2,7 miljard bij. Het verdwijnen van een top tien onderneming uit Nederland, kan daarom het verlies van rond de 1% van het nationale BBP betekenen.

Sneeuwbaleffect

De uitkomsten van het kwantitatieve onderzoek worden herkend door Nederlandse topbestuurders uit het bedrijfsleven, wetenschappers en ambtenaren waarmee KPMG de afgelopen maanden heeft gesproken. Bestuursvoorzitter Jurgen van Breukelen: “In al die gesprekken kwam de urgentie naar voren om tenminste onder ogen te zien dat onze sterke concurrentiepositie als thuishaven voor topondernemingen allerminst vanzelfsprekend is. We zien allemaal een ontwikkeling die de komende jaren een sneeuwbaleffect kan krijgen: wat nu nog klein en onschuldig lijkt, zou dan opeens ingrijpende gevolgen hebben voor de Nederlandse economie. Ook vanuit nieuwe landen in Azië en Latijns-Amerika wordt steeds vaker met belangstelling in de etalage van de BV Nederland gekeken. Daarbij zou ook een koper de winkel in kunnen stappen die gaat voor één van onze topbedrijven.”

Realistisch industriebeleid

Volgens Van Breukelen bestaat er veel eensgezindheid over de wenselijkheid om topondernemingen voor Nederland te behouden, maar lopen de meningen sterk uiteen over het voorkomen van een vertrek of overname. Van Breukelen: “We kunnen de kroonjuwelen van het Nederlandse bedrijfsleven niet in een kluis leggen. Voor sommigen zijn deze ontwikkelingen een ‘fact of life’ en inherent aan een open wereldeconomie. Bovendien heeft Nederland zelf ook volop van die openheid geprofiteerd. Anderen zien meer mogelijkheden, door waar nodig te remmen of juist gas te geven. Er bestaat veel behoefte aan een ‘realistisch industriebeleid’, dat niet ontaardt in protectionisme maar wel tot een slim en pragmatisch programma om de goede positie van Nederland te behouden. Een recent voorstel van de SER om de overheid in staat te stellen buitenlandse overnames te toetsen of zelfs tegen te houden, vond iedereen te ver gaan. Maar bijvoorbeeld een minister voor buitenlandse handel, zoals de beoogde regeringspartijen nu bekijken, lijkt een uitstekend idee.”

Opiniestartpunt

Met de bevindingen van het onderzoek en de conclusies van de eerste, individuele gesprekken gaat KPMG de komende maanden in gesprek met relevante partijen om de belangrijkste aanbevelingen voor een gezond vestigingsklimaat te inventariseren. “Met ons onderzoek leggen we een soort opiniestartpunt op tafel. Hiermee kunnen we aan de slag om na het stellen van de diagnose met een effectief behandelprogramma te komen”, aldus Van Breukelen.

Bron: KPMG