Schulden ontstaan vaak door niets anders dan domme pech. De laatste jaren kwamen we al steeds meer tot dat inzicht. Corona heeft die ontwikkeling versterkt. De pandemie veroorzaakt veel leed en ellende, maar voor het nadenken over schuldenproblematiek levert het ook wel iets positiefs op. Het helpt ons om anders te kijken, te denken en te doen.
‘Anders kijken’ naar oorzaken en oplossingen als het gaat om mensen in financiële problemen is van grote betekenis voor de toekomst. We gaan van straf, disciplinering en rechtmatigheid naar passende hulp, respect en doelmatigheid. Behalve corona leerde ook de ‘toeslagenaffaire’ bij de Belastingdienst ons dat schulden niet altijd ‘eigen schuld’ zijn. Tienduizenden mensen bleken onterecht van fraude te zijn verdacht.
Hoe krijgen mensen met betalingsachterstanden zo snel mogelijk weer perspectief? Om die vraag draait het. Het stellen van deze vraag is voor henzelf, voor de ‘maatschappelijke businesscase’ en dus ook voor publieke en private schuldeisers productiever en positiever dan ‘blijven hangen in wantrouwen’.
Voor 2021 stel ik voor dat we anders gaan kijken, denken en doen.
Anders kijken
- Praten over geld en geldzorgen verdient meer aandacht. Van jongs af aan. Dat begint met inzicht in geldzaken ruim voordat jongeren financieel zelfstandig worden op hun 18e. Als praten over geldzorgen gewoner wordt, durven mensen hopelijk ook eerder hulp te vragen. Vijf jaar wachten tot het water meer dan aan de lippen staat betekent veel slapeloze nachten, stress, ontwrichting en uiteindelijk hoge kosten voor het vinden van oplossingen.
- Het voorkomen van schulden, effectieve hulp en passende nazorg betekent dat we op andere plekken aanzienlijk minder kosten maken. Financiële rust voorkomt publieke kosten (gezondheidszorg, uitkeringen, Wmo, handhaving) en ook private kosten (debiteurenbeheer, incasso). Werken aan financiële stabiliteit is geen kostenpost maar een investering in de toekomst!
- Hulpvragers hebben verschillende achtergronden. Dat vraagt om een meer verfijnde klantsegmentering en -benadering. Altijd respectvol en ondersteunend, maar ook onderscheidend. Denk aan deze indeling:
Kwetsbare mensen. Voor het overgrote deel met een laag inkomen, vaak lager opgeleid, minder taalvaardig en minder digitaal vaardig. En aangewezen op ondersteunings- en vangnetregelingen die voor hen hartstikke ingewikkeld zijn. Hierbij hoort ook de groep met licht verstandelijke beperkingen, psychosociale problemen, verslaving en dergelijke. Deze mensen hebben echt begeleiding nodig. Soms lang, soms kort.
Afhankelijke mensen. Ze zijn aangewezen op hulp, en rekenen er ook op. Hun opleidingsniveau en sociale positie bepaalt of ze meer of minder mondig zijn. Zij zijn vaak met een mix van hulp en zorg en soms ook met wat duwen en trekken succesvol te helpen. En daarna vaak met lichte hulp ‘op de rails’ te houden.
Onafhankelijke mensen. Ze hebben financiële zorgen en problemen maar ze zijn redelijk tot heel goed opgeleid. Taalvaardig en digitaal vaardig. Hun problemen zijn vaker enkelvoudig. Ze zitten financieel acuut met de vingers tussen de deur (denk aan life events als een scheiding of een ontslag) maar verder is er weinig aan de hand. Vaak zijn ze goed te helpen, maar ze zijn niet altijd even makkelijk vindbaar. Ook vinden ze het minder vanzelfsprekend om aan te kloppen bij de overheid. Denk aan jongeren, zelfstandigen, kleine ondernemers.
- Wie zorg nodig heeft van de overheid, verdient een integrale aanpak. Want de portemonnee is net zo vaak oorzaak van problemen als onderdeel van de oplossing. Financiële zorgen hangen samen met veel verschillende leefgebieden, zoals werk en inkomen, onderwijs, gezondheid, welzijn. Goede hulp is hulp die ook aandacht geeft aan de financiën. Waar sta je, hoe ziet jouw toekomst er uit als er niets verandert?
Anders denken
Oud denken laat zich leiden door schuld, boete en disciplinering. Ik pleit voor nieuw denken, gericht op het vinden van oplossingen die snel duidelijkheid en perspectief bieden. Met oog voor de impact op de klant en de samenleving, voor de rechtmatigheid en doelmatigheid van de gekozen oplossing, maar ook voor de verhouding tussen kosten en baten. Natuurlijk: handhaving hoort erbij. We houden ruimte voor rechtmatigheid bij gebleken verwijtbaarheid of misbruik in doen en laten. Maar veel vaker is er een heel ander verhaal. Waar andere oplossingen bij passen. Daar helpen we de samenleving verder mee dan wanneer we honderdduizenden huishoudens jarenlang in een knellende greep houden.
- Een vordering is een vorm van bezit, en hij is tot in lengte van jaren opeisbaar. Maar een vordering is ook een bedrijfsrisico. Grote schuldeisers rekenen al langer met een risico van afschrijving. Dat zou een algemeen uitgangspunt moeten zijn. Aanbieders van goederen en diensten horen zelf ook een risicoafweging te maken in het aanbieden van goederen en diensten op afbetaling.
- De overheid heeft een dienende functie. Zij is verantwoordelijk voor herverdeling van middelen, voor veiligheid en voor bescherming van inwoners. Een minimumeis is dat de overheid bestaanszekerheid biedt aan burgers. En dat de overheid bij de handhaving van de wetten en regels oog houdt voor de menselijke maat. De overheid – als grootste schuldeiser – draagt ook speciale verantwoordelijkheid, zij heeft een voorbeeldfunctie voor alle andere schuldeisers.
Anders doen
- Sociaal beleid begint bij het bieden van bestaanszekerheid.
- Publieke en private partijen mogen trage of luie betalers (die zijn er ook) stevig aanpakken, maar wel met een sociaal incassobeleid.
- Wanneer alle schuldeisers (publiek en privaat) wettelijk verplicht worden om mee te werken aan schuldregelingen, helpt dat om oplossingen tot stand te brengen binnen een redelijke termijn.
- Beschermingsbewind hoort voor het grootste deel thuis onder de Wet langdurige zorg. Alleen beschermingsbewind door schulden hoort in het domein ‘werk- en inkomen’. Het zou logischer zijn om beschermingsbewind onder te brengen bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
- Meer mensen sneller helpen betekent: door met collectief schuldregelen, vaker inzet van het saneringskrediet en overstappen op digitaal berichtenverkeer zoals in het Schuldenknooppunt. Het betekent ook: alle aandacht voor vroegsignalering, betalingsregelingen en nazorg. Nazorg is nu nog een onderschatte vorm van preventie.
- Termen als ’fraude’ en ‘recidive’ komen vaak langs in de schuldhulpverlening. Maar het zijn termen uit het strafrecht. Ze horen wat mij betreft niet thuis in de hulpverlening. In de Wsnp wordt de hulpvrager omschreven als ‘saniet’. Fraudeur, recidivist, saniet, schuldenaar: het is allemaal ouderwets en juridisch jargon dat mensen tot subject maakt. Objectief gezien is een ‘schuldenaar’ iemand die niet aan zijn of haar financiële verplichtingen kan voldoen. Er is lang niet altijd een rechtstreekse relatie met het morele begrip ‘schuld’. Ik wil niet vervallen in Aldous Huxley-achtige ‘newspeak’, maar ik ben wel benieuwd tot welke betere alternatieven we voor deze termen kunnen komen!
Dank dat je dit stuk tot hiertoe gelezen hebt. Het geeft aan dat je echt geïnteresseerd bent in ons werk en dat je een warm hart hebt voor het vraagstuk van armoede en schulden in Nederland.
Ik wens je een wijs nieuwjaar. Waarin je op een andere manier durft te kijken dan voorheen. Daar begint het mee, en als we dat allemaal doen is onze sector, met alle stakeholders en partners, tot grote verbeteringen in staat. Een heel nieuw jaar staat hiervoor tot onze beschikking. Laten we de kansen grijpen!
Bron: NVVK