In 2013 verloren 68 duizend werknemers hun vaste baan in loondienst, omdat het bedrijf waar zij werkten failliet ging. Twee derde had medio 2015 weer een baan. Dit blijkt uit onderzoek van CBS.
Handel en de bouw het meest getroffen
De 68 duizend ontslagen werknemers (15 tot 65 jaar) met vast dienstverband werkten bij ruim 15 duizend bedrijven en instellingen. Van niet al deze bedrijven werd het faillissement al in 2013 uitgesproken. In 2013 gingen 8,4 duizend bedrijven failliet en van 6,6 duizend werd het faillissement in 2014 uitgesproken. Meer dan een vijfde waren bedrijven in de bedrijfstak handel en een zevende deel besloeg bedrijven in de bouwnijverheid. Dit zijn de twee bedrijfstakken waar tevens de meeste vaste banen verloren gingen.
In de handel verloren meer dan 13 duizend vaste werknemers hun baan. Dat is 1,8 procent van alle vaste werknemers in die sector. In de bouw ging het om ruim 11 duizend mensen, ongeveer 4,5 procent van alle vaste werknemers. Op de derde plaats staat de gezondheids- en welzijnszorg. Daar verloren bijna 9 duizend mensen hun vaste baan.
Twee derde medio 2015 weer een baan
Ruim de helft van de mensen die in 2013 hun vaste baan verloren wegens faillissement had op 1 januari 2014 weer een baan als werknemer, dus gemiddeld een half jaar na ontslag. Na gemiddeld twee jaar, op 1 juli 2015, was dat ruim twee derde.
Het succesvolst waren de werknemers in de horeca en in de informatie en communicatiebranche. Van hen had bijna drie kwart na twee jaar weer een baan. Het minst succesvol waren de mensen die werkzaam waren in de financiële dienstverlening, verhuur en handel van onroerend goed.
Meer mannen verloren baan
Van de 68 duizend mensen die in 2013 een vaste baan verloren was 60 procent man en 40 procent vrouw. Van de 2,5 miljoen vrouwen met een vaste baan in dat jaar raakte 1,1 procent hun baan kwijt. Van de 2,7 miljoen mannelijke werknemers met een vast contract ging het om 1,5 procent.
Kwart jonger dan 30 jaar
Een kwart van de mensen die hun vaste baan verloren wegens faillissement was jonger dan 30 jaar. Twee derde van hen had na gemiddeld een half jaar weer een baan met een vast of flexibel dienstverband. Bijna 80 procent had na gemiddeld twee jaar weer een baan in loondienst. Voor de mensen die ouder waren zijn deze percentage lager. Hoe ouder, hoe minder snel men weer een baan heeft. Dit is in lijn met het algemene beeld van de arbeidsmarkt, waar ouderen naar verhouding vaker langdurig werkloos zijn dan jongeren.
Voor de 60- tot 65 jarigen had een kwart na een half jaar een baan. Van de overige drie kwart was het merendeel anderhalf jaar later nog (steeds) niet aan het werk. Dit komt niet alleen doordat ouderen vaak langer werkloos zijn dan jongeren, maar ook omdat een deel op of voor 1 juli 2015 de AOW-gerechtigde leeftijd had bereikt. Er is niet gekeken of mensen als zelfstandige aan het werk zijn gegaan.
Vrouwen minder snel aan de bak
Vrouwen kwamen minder snel weer aan een baan dan mannen. Dit geldt vooral voor vrouwen van 30 tot 45 jaar. Na gemiddeld een half jaar heeft 54 procent van hen weer een baan tegen 58 procent van de mannen in dezelfde leeftijdscategorie. Anderhalf jaar later, op 1 juli 2015, is dat 70 tegen 76 procent.
Bron: CBS