
De Amerikaanse president Donald Trump kondigde op woensdag 26 maart invoertarieven van 25% aan op auto’s, lichte transportmiddelen en auto-onderdelen uit de EU. Naast mogelijke kortetermijneffecten op het vertrouwen kan dit de Nederlandse economie met ongeveer €230 miljoen per jaar verkleinen. Dit effect kan oplopen tot €600 miljoen als Amerikaanse afnemers meer binnenlandse alternatieven vinden aldus ING Research.
Als de VS begin april besluit om 25% invoertarieven op alle producten uit de EU in te voeren, kan het directe effect voor Nederland oplopen tot ongeveer €3 miljard op korte termijn en tot een merkbaar effect van €8 miljard op de langere termijn.
Trump’s ‘Bevrijdingsdag’ betekent hogere tarieven voor Europa
Volgens Trump is 2 april 2025 ‘Bevrijdingsdag’ voor de Verenigde Staten, waarop belangrijke verhogingen van invoertarieven worden verwacht. De exacte maatregelen blijven onzeker. Trump sprak in dit verband over “flexibiliteit”, wat suggereert dat er nog enige speelruimte is in het beleid. Mogelijke scenario’s zijn wederkerige tarieven (waarbij de VS het tarief per product afstemt op dat van de EU) of een generiek invoertarief van 25% op alle Europese producten.
Handel valt mogelijk minder terug dan verwacht
Recent toegepast wetenschappelijk onderzoek suggereert dat de handelsafname door hogere prijzen minder groot is dan eerder werd aangenomen. Een tariefverhoging van 25% zou de export naar de VS op korte termijn met gemiddeld 18% à 19% kunnen verlagen.
Nederlandse exposure iets onder gemiddeld
De Nederlandse economie had recent een exposure van ongeveer 1,58% van het bbp op de VS via de EU-goederenhandel, zowel direct vanuit Nederland als via internationale waardeketens binnen de EU. Deze exposure ligt iets onder het EU-gemiddelde. Ruim de helft van deze exposure komt voort uit directe exporten naar de VS, terwijl 46% via andere EU-landen verloopt. Voor auto’s en onderdelen is deze afhankelijkheid nog sterker: 65% van de Nederlandse export naar de VS loopt via andere EU-landen. De totale Nederlandse exposure voor auto’s en onderdelen blijft echter beperkt en bedraagt ongeveer 0,12% van het bbp.
Jaarlijks bbp-verlies van enkele miljarden euro’s
Op basis van de Nederlandse exposure en de geschatte afname van de export, zou een Amerikaans invoertarief van 25% op alle EU-goederen een druk van ongeveer 0,3% op het Nederlandse bbp leggen. Dit komt neer op een jaarlijks verlies van circa €3 miljard, terwijl de impact van alleen transportmiddelen en onderdelen wordt geschat op €230 miljoen. Op korte termijn kunnen de effecten groter zijn als de handelsoorlog het vertrouwen van consumenten, bedrijven en financiële markten aantast. Dit lijkt in de VS al enigszins zichtbaar.
Verlies kan over tijd oplopen tot een merkbare omvang
Op langere termijn (6 tot 10 jaar) kan het effect verder oplopen, aangezien Amerikaanse bedrijven alternatieve leveranciers en binnenlandse productiecapaciteit kunnen ontwikkelen. Mocht de verhoging van de invoertarieven structureel zijn, dan kan het negatieve effect op de Nederlandse economie toenemen tot 0,71% bbp, oftewel een verlies van €8 miljard per jaar. Voor de transportmiddelen- en onderdelenindustrie kan het effect oplopen tot €600 miljoen.
Daar staat tegenover dat Nederlandse exporteurs mogelijk in staat zijn om een deel van hun handel te verleggen naar andere markten, waardoor de uiteindelijke schade beperkter kan uitvallen. Dit hangt echter af van de bredere wereldwijde handelsdynamiek. Mocht meerdere handelsblokken tegelijkertijd met Amerikaanse tariefverhogingen te maken krijgen, dan wordt het vinden van alternatieve afzetmarkten een stuk lastiger.
Duidelijk is dat een generieke invoertariefverhoging van 25% op alle EU-goederen een significant effect op de Nederlandse economie kan hebben. Een beperking van de tariefverhogingen tot de al ingevoerde heffingen op staal en aluminium en de recent aangekondigde verhogingen op transportmiddelen en onderdelen zou daarom vanuit macro-economisch perspectief gunstiger zijn. Dit zou nog steeds forse gevolgen hebben voor de direct getroffen sectoren, maar zou de bredere economische impact beter beheersbaar maken.
Bron: ING Research