Tot kort geleden voltrok het openbare leven in democratische samenlevingen zich in de schaduw van het debat tussen verdedigers van het "kapitalisme" en de criticasters van één of andere vorm van socialisme. In de loop van de jaren verloor die discussie veel van zijn betekenis, maar het onderscheid tussen "links en rechts" behield als kapstok restantwaarde om kritische beschouwingen over eigentijdse kwesties aan op te hangen.
De crisis van 2008 gaf het bewijs dat teugelloos kapitalisme zijn eigen grootste vijand is. Het is de hoogste tijd de rol van de overheid te heroverwogen en te ontdoen van ideologische historische sentimenten.
Een liberaal is een tegenstander van bemoeienis met andermans zaken, heeft tolerantie voor afwijkende opvattingen en onconventioneel gedrag. Liberalen zijn voorstanders het individu de maximale ruimte te bieden om zijn eigen leven te leiden en zich te ontplooien.
Sociaaldemocraten zijn enigszins hybride. Ze hebben met de liberalen een toewijding aan culturele en religieuze tolerantie gemeen, maar wat overheidsbeleid betreft geloven sociaaldemocraten in de mogelijkheden en de voordelen van collectieve acties ten bate van collectieve welzijn.
Net als de meeste liberalen zijn de sociaaldemocraten voorstander van een progressief belastingsysteem ter bekostiging van publieke diensten en ander sociale verworvenheden die voor het individu niet te betalen zijn. Maar waar veel liberalen een dergelijke belasting dan wel algemene voorziening als een "noodzakelijk kwaad " zien, gaat het sociaaldemocratische beleid van meet af aan uit van een grote rol van de staat en de publieke sector.
Om de instorting van het bankwezen tegen te gaan, hebben overheden en de centrale banken opmerkelijke beleidswijzigingen moeten toepassen. Ze hebben vrijelijk en zonder enige bedenking met overheidsgeld gestrooid om de economische stabiliteit te herstellen en om technisch failliete bedrijven overeind te houden. Een groot aantal aanhangers van de vrije markttheorie hebben het boetekleed aangetrokken en hun trouw aan de nalatenschap van de econoom Keynes hernieuwd. Dit is op zich zelf een goede zaak maar zeker geen intellectuele revolutie omdat tot dusver niemand de positie van de staat "heroverweegt".
Het is opmerkelijk dat de sociaaldemocraten het in de verkiezingen sinds het begin van de financiële crisis in Europa vrijwel zonder uitzondering slecht hebben gedaan. Ze bleken niet in staat een aansprekend antwoord op de ineenstorting van markten te formuleren.
Het is tegenwoordig niet langer voldoende de tekortkomingen van het "systeem" te benoemen en dan vervolgens af te wachten. We leven in een economisch, fysiek en politiek onzekere tijd.
Onzekerheid kweekt angst, en angst – voor verandering, voor aftakeling, voor vreemdelingen en voor een onbekende wereld – ondermijnt het vertrouwen en de wederzijdse afhankelijkheid waar beschaafde samenlevingen op zijn gebaseerd. We hebben kunnen zien dat het schrikbeeld van het terrorisme in staat is stabiele democratieën in totale verwarring te brengen. Mannen en vrouwen zullen in toenemende mate op de staat aangewezen raken. Ze zullen van hun politieke leiders en volksvertegenwoordigers bescherming verlangen. In open samenlevingen zal de roep toenemen om de instroom van vreemdelingen te beperken en vrijheid "op te offeren" voor veiligheid.
De keuze zal er niet langer een zijn tussen de staat en de markt, maar tussen twee soorten staten. Kortom, het kabinet Rutte is verplicht de rol van de overheid opnieuw te definiëren als onderdeel van een aansprekende visie over de toekomst van Nederland.
Bron: www.creditexpo.nl