In 2012 is de sectorbrede solvabiliteit van woningcorporaties gedaald van 27,7 procent in 2011 naar 25 procent. De oorzaak is een afname van het eigen vermogen van de sector met Euro 1,8 mrd en een toename van het balanstotaal met Euro 0,5 mrd.
Dit blijkt uit het Sectorbeeld 2013 dat het CFV vandaag publiceerde. In dit rapport signaleert CFV diverse financiële risico’s voor de corporatiesector. Zo moet nog blijken of corporaties al hun voorgenomen maatregelen om kasstromen te verbeteren wel weten te realiseren. Ook de impact van een eventuele rentestijging bij de huidige lage rentestand baart zorgen. ‘Die risico’s zijn voor ons aanleiding om de ondergrens voor de sectorbrede solvabiliteit te verhogen van 20 procent naar 22,5 procent’, aldus CFV-directeur Daphne Braal.
Het rapport geeft aan hoe woningcorporaties er in financieel opzicht voor staan. CFV kijkt ook voorzichtig naar de toekomst. CFV ziet corporaties maatregelen nemen om financieel-economische ontwikkelingen waar ze mee te maken hebben, zoals de verhuurdersheffing, op te vangen. Zo rekenen corporaties stijgende huurinkomsten in maar de betaalbaarheid van huren kan onder druk komen te staan. Ook bij een lage inflatie wordt het moeilijker om hogere huurinkomsten te realiseren. Verder moet de tijd uitwijzen of het corporaties voldoende lukt de voorgenomen beheersing van de bedrijfs- en onderhoudslasten waar te maken. Daarnaast is de lage rentestand een punt van aandacht. Bij een rentestijging neemt de rentabiliteitswaarde van leningen toe, wat ongunstig is voor de vermogenspositie. Voorts wordt het verschil tussen marktwaarde en volkshuisvestelijke exploitatiewaarde van het bezit kleiner, waardoor de waardepotentie afneemt. Als laatste zijn er zwakke corporaties die mogelijk met saneringssteun van andere corporaties hun solvabiliteit moeten verbeteren. Deze ontwikkelingen zijn voor CFV aanleiding om een hogere sectorale buffer te hanteren.
Uitgangspunten corporaties meer marktconform
In 2012 zijn meer corporaties hun bezit gaan waarderen tegen marktwaarde. Het verschil tussen marktwaarde en volkshuisvestelijke exploitatiewaarde voor de sector als geheel, is Euro 110 mrd wat vooral wordt bepaald door het niet commerciële bezit. Dat de sociale huursector de laatste jaren meer marktconform is gaan opereren, blijkt uit het verder naar elkaar toegroeien van de WOZ-waarde en de volkshuisvestelijke exploitatiewaarde van het vastgoed. Dit komt door de marktontwikkeling die zich uit in dalende WOZ-waarden en doordat corporaties scherper sturen in hun exploitatie(prognoses). Ze gaan daarbij uit van hogere huren, lagere bedrijfslasten en gerichter onderhoudsbeleid. De trend dat de jaarhuur als percentage van de WOZ-waarde verder toeneemt, illustreert deze ontwikkeling.
Bron: APS