De belangrijkste conclusies uit het SCP rapport “Voorzieningen verdeeld. Profijt van de overheid”:
- Nederlandse huishoudens droegen in 2014 circa 250 miljard euro af aan de overheid in de vorm van premies, belastingen en eigen bijdragen. Zij ontvingen ook circa 250 miljard euro aan uitkeringen en door het gebruik van publieke voorzieningen.
- Huishoudens met een laag inkomen ontvangen meer van de overheid dan huishoudens met een hoog inkomen. Dit spoort met het in Nederland breed gedragen uitgangspunt van “ontvangen en heffen naar draagkracht”.
- Huishoudens met een middeninkomen hebben het minst profijt van de overheidsuitgaven aan publieke voorzieningen, 21% van het profijt van de overheid voor 30% van de huishoudens met een middeninkomen.
- Dit komt het duidelijkst naar voren bij wonen. Huishoudens met een middeninkomen ontvangen minder profijt van het overheidsingrijpen op de markt voor koop- en huurwoningen dan lage en hoge inkomens. De woningmarkt is voor middeninkomens minder betaalbaar en toegankelijk.
- Oudere huishoudens, huishoudens met een werkloze hoofdkostwinner en huishoudens met veel kinderen zijn vaak netto ontvangers van overheidsuitgaven.
- Huishoudens met een werkende hoofkostwinner, een inkomen uit arbeid van meer dan 30.000 euro en weinig kinderen dragen vaak netto af aan de overheid.
Dit zijn de belangrijkste conclusies uit de SCP-publicatie Voorzieningen verdeeld: profijt van de overheid die op 23 februari 2017 verschijnt. Deze rapportage heeft het Sociaal en Cultureel Planbureau in eigen beheer ontwikkeld, met financiële ondersteuning van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De studie beschrijft de herverdeling van huishoudinkomens in Nederland. Deze begint op het moment dat inkomens verdiend worden op arbeids- en kapitaalmarkten, loopt via de afdracht van premies en belastingen, en eindigt wanneer de overheid deze weer uitkeert in het kader van de sociale zekerheid, of als overheidsbijdrage aan publieke voorzieningen. Sommige huishoudens hebben “profijt van de overheid”: zij eindigen met meer inkomen dan ze begonnen. Andere eindigen met minder dan ze begonnen en hebben “nadeel van de overheid”. In dit rapport wordt de verdeling van het profijt en het nadeel van de overheid beschreven.
Profijt van de overheid
De overheid dient volgens de Grondwet werkgelegenheid, sociale zekerheid, volksgezondheid, woongelegenheid, onderwijs en rechtsbijstand te bevorderen. Hiertoe draagt de overheid een deel, of het geheel, van de kosten van deze voorzieningen. Zo betaalt een burger voor een opleiding niet de volledige prijs, maar draagt hij enkel bij door middel van lesgeld of collegegeld. Op vergelijkbare wijze betaalt een huishouden niet de volledige kosten van het hebben van een eigen woning, maar draagt de overheid hier via de fiscus aan bij. In de sociale zekerheid en de inkomstenbelasting hadden Nederlandse huishoudens in totaal in 2014 €110,7 miljard profijt en €199,1 miljard nadeel van de overheid. Nederlandse huishoudens hadden €142,9 miljard profijt van de overheidsbijdrage aan zorg, ondersteuning, onderwijs, wonen, cultuur en recreatie, en vervoer en €48.4 miljard nadeel van eigen bijdragen aan voorzieningen, en van gebruiksbelastingen.
Minder voor het midden
Huishoudens met een middeninkomen, tussen de 25.000 euro en 45.000 euro per jaar, hebben het minst profijt van de overheidsuitgaven aan publieke voorzieningen. Huishoudens met een laag inkomen hebben gemiddeld tussen de circa 9.850 en 22.400 euro profijt per jaar, huishoudens met een hoog inkomen tussen de circa 10.540 en 14.680 euro. De middengroep heeft tussen de circa 9.040 en 9.480 euro profijt per jaar. Dit betekent dat met 30% van de huishoudens de middengroep 21% van het profijt ontvangt. Deze middengroep kent minder gezondheidsproblematiek dan lage inkomens en gebruikt minder ondersteuning. Ook gebruikt de middengroep minder hoger onderwijs, en minder cultuur en recreatie, dan huishoudens met een hoog inkomen. Het feit dat de middengroep met betrekking tot publieke voorzieningen soms tussen de wal en het schip valt, komt het duidelijkst naar voren bij wonen. Huishoudens met een laag-middeninkomen, tussen de 25.000 euro en 38.000 euro per jaar, ontvangen 17% van het profijt van het overheidsingrijpen op de markt voor koopwoningen en 9% van het profijt van het overheidsingrijpen op de huurmarkt. Dit is minder dan we zouden verwachten. De woningmarkt is voor middeninkomens minder betaalbaar en toegankelijk dan voor lage- en hoge inkomens.
Het profijt van kwetsbare huishoudens
Kwetsbare huishoudens en huishoudens met veel kinderen maken veel gebruik van publieke voorzieningen. Ouderen in een instelling hadden in 2014 gemiddeld circa 82.000 euro profijt per huishouden (6.9 miljard euro voor al deze huishoudens bij elkaar opgeteld). Alleenstaande zelfstandig wonende ouderen (75+) hadden gemiddeld circa 29.000 euro profijt per huishouden (13.2 miljard euro totaal). Zij genieten inkomensondersteuning uit de AOW en de gevorderde leeftijd leidt tot veel ‘profijt’ van zorg en ondersteuning. Een eenoudergezin in de bijstand, met 2 kinderen, heeft gemiddeld circa €49.000 profijt van de overheid. Dit komt voornamelijk door uitkeringen in het kader van de bijstand, de kinderbijslag en het kind gebonden budget, maar ook door onderwijs en jeugdzorg. Huishoudens zonder kinderen, met een hoofdkostwinner die actief is op de arbeidsmarkt, en met een inkomen van minimaal €30.000 hebben vaak een netto nadeel van de overheid. Het gaat om het profijt in 2014 en niet over een langere tijd. Werkenden die op latere leeftijd langdurige zorg nodig hebben, zullen tegen die tijd ook meer profijt hebben van de overheid.
Publieke voorzieningen bedienen specifieke doelgroepen
De verdeling van de verdiende inkomens is erg ongelijk, terwijl de verdeling van inkomens na herverdeling in de sociale zekerheid en de inkomstenbelasting veel gelijker is. Lage inkomens ontvangen hier veel profijt, hoge inkomens hebben vrij veel nadeel en middeninkomens zitten daar tussenin. Dit komt door de inkomensondersteunende functie van de sociale zekerheid. Dit geldt minder voor publieke voorzieningen. De overheidsbijdragen aan deze voorzieningen dienen doorgaans om de toegang tot voorzieningen te vergroten voor groepen die ze nodig hebben. Dit zijn vaak geen groepen met een vergelijkbaar inkomen, maar groepen met vergelijkbare gezondheidsrisico’s, huishoudenssamenstelling, enzovoorts. Dit uit zich in een veel kleiner effect op de inkomensongelijkheid dan in de sociale zekerheid en de inkomstenbelasting, en in minder profijt voor het midden.
Nog geen inzicht in de ontwikkeling van het profijt
In eerdere edities van Profijt van de overheid is gebruik gemaakt van enquêtegegevens. Voor deze studie zijn we echter overgestapt op administratieve data. Dit heeft als belangrijke voordelen dat de uitkomsten betrouwbaarder zijn en we beter kunnen inzoomen op kleinere groepen. Ook is de huishoudensdefinitie aangepast, waardoor het onderzoek beter aansluit bij bestaande en toekomstige onderzoeken naar het inkomen van huishoudens. Het nadeel van deze methodologische vernieuwingen is echter dat we de uitkomsten niet kunnen vergelijken met die van eerdere edities en we dus geen uitspraken kunnen doen over de ontwikkeling van het profijt dat huishoudens ontvangen. Dergelijke vergelijkingen vinden plaats in een volgend editie van Profijt van de overheid.