- Mensen melden zich minder snel ziek in crisistijd; het ziekteverzuim in 2014 was het laagste percentage in de periode 2007-2014, in 2015 nam het weer toe.
- Mensen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering of arbeidshandicap hebben steeds minder vaak betaald werk. Het aantal arbeidsongeschiktheidsuitkeringen daalt.
- De aandacht van werkgevers voor arbobeleid is in de periode 2008-2014 gedaald.
- In 2014 had 9% van de werkgevers specifiek beleid om mensen uit kwetsbare groepen in dienst te nemen.
- Van de mensen die nu niet werken (arbeidsongeschikten niet meegeteld) zegt een kwart dat een gezondheidsbeperking de belangrijkste reden is dat zij geen werk zoeken.
- Mensen met gezondheidsbeperkingen ervaren slechtere (sociale) omstandigheden op het werk; ze voelen zich vaker gepest en ervaren minder mogelijkheden om door te groeien.
Dit zijn enkele conclusies uit de SCP-publicatie Beperkt in functie. Trendrapportage ziekteverzuim, arbeidsongeschiktheid en arbeidsdeelname mensen met gezondheidsbeperkingen die op 12 oktober 2016 verschijnt. Deze rapportage kwam tot stand in samenwerking met TNO en UWV. Het Centraal Bureau voor de Statistiek bood ondersteunende (data-)diensten. De eindredactie was in handen van dr. ir. Maroesjka Versantvoort en dr. Patricia van Echtelt (SCP). Deze studie beschrijft de ontwikkelingen in ziekteverzuim, arbeidsongeschiktheid en de arbeidsdeelname van mensen met gezondheidsbeperkingen. Het gaat ook over de bereidheid van werkgevers om mensen met gezondheidsbeperkingen in dienst te nemen en zich in te zetten voor de duurzame inzetbaarheid van werkenden. Tenslotte is ook te lezen hoe het mensen met gezondheidsbeperkingen op de arbeidsmarkt vergaat. Het rapport richt zich op een brede groep van mensen met gezondheidsbeperkingen. Het gaat bijvoorbeeld om mensen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering en om mensen die ervaren dat hun gezondheid hen belemmert om werk te krijgen of te behouden.
In crisistijd melden minder mensen zich ziek
Van het aantal werkdagen dat werknemers zouden moeten werken, werd in 2014 gemiddeld 3,7% verzuimd. Dit is het laagste percentage in de periode 2007-2014. In 2015 nam dit toe naar 4,0%. Als het economisch slechter gaat, melden minder werknemers zich ziek. Dit kan komen door een selectie-effect (werknemers met een hoog verzuim raken eerder hun baan kwijt) of een gedragseffect (werknemers zijn bang voor baanverlies als ze zich ziek melden).
Minder arbeidsongeschikten aan het werk
Het totaal aantal arbeidsongeschiktheidsuitkeringen (WAO, WIA, WAZ en Wajong) is afgenomen van ruim 993.000 in 2002 naar ruim 808.000 eind 2015. Het aantal Wajong-uitkeringen steeg wel van ruim 134.000 in 2002 tot bijna 249.000 in 2015.
Het aandeel mensen met een gedeeltelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering (WIA, WGA) dat betaald werk heeft, daalde in de periode 2008-2014 van 56% naar 43%. Dit kan komen doordat werkgevers in crisistijd minder geneigd waren mensen met een beperking aan te nemen of in dienst te houden. Ook de samenstelling van de groep arbeidsongeschikten veranderde: meer mensen hebben een psychische aandoening of zijn al langere tijd arbeidsongeschikt. De arbeidsdeelname van personen die geen recht hebben op een arbeidsongeschiktheidsuitkering, maar wel een arbeidshandicap hebben, daalde ook van 60% in 2009 naar 46% in 2014. Het verschil in arbeidsdeelname tussen mensen met en zonder arbeidshandicap is de afgelopen jaren groter geworden.
Werkgevers minder aandacht voor arbobeleid
De aandacht van werkgevers voor arbobeleid is in de periode 2008-2014 gedaald. Minder werkgevers maakten een risico-inventarisatie en –evaluatie (RI&E) van arbeidsrisico’s, sloten een contract met een arbodienst of namen concrete maatregelen gericht op de aanpak van arborisico’s. Ruim 45% van de werkgevers vindt werkdruk het belangrijkste arborisico. Dit aandeel steeg in de periode 2010-2014. Opvallend is dat werkgevers juist relatief weinig maatregelen nemen op dit terrein.
Slechts een klein deel van de werkgevers (9%) had in 2014 specifiek beleid om mensen uit kwetsbare groepen in dienst te nemen. 16% van de werkgevers nam in laatste 2 jaar bewust mensen uit kwetsbare groepen in dienst. De meest genoemde reden om het niet te doen, is dat het bedrijf zich er niet voor leent.
Gezondheid belangrijke reden om niet te werken
De overheid wil dat meer mensen betaald werk verrichten. Voor veel mensen is hun gezondheid een reden om niet te werken, ook voor mensen die niet in aanmerking komen voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Wanneer we arbeidsongeschikten buiten beschouwing laten, heeft één op de tien personen van 15 tot 65 jaar een arbeidshandicap. Dat wil zeggen dat hun gezondheid hen belemmert om werk te krijgen of te behouden. Dit aandeel is hoger onder bijstandontvangers (48%) en mensen met een werkloosheidsuitkering (12%). Ook voor mensen die geen recht hebben op een arbeidsongeschiktheidsuitkering is een slechte gezondheid een belangrijk motief om niet aan het werk te gaan. Van de mensen die nu geen baan hebben (en die ook geen arbeidsongeschiktheidsuitkering hebben) zegt ongeveer een kwart dat een gezondheidsbelemmering de belangrijkste reden is om niet werken. Dit geldt vooral voor mensen tussen de 45 en 55 jaar.
Omstandigheden op de werkvloer voor arbeidsbeperkten ongunstig
Tweederde van de werknemers met een zichtbare aandoening of beperking is tevreden met het werk dat ze doen. Wel zijn mensen met een zichtbare aandoening of beperking minder vaak tevreden met hun werk dan mensen zonder aandoening. Gevoelens van ontevredenheid hangen samen met de omstandigheden op de werkvloer. Zo hebben mensen met een zichtbare aandoening of beperking vaker te maken met pesten op de werkvloer (16%) dan werkenden zonder zichtbare aandoening (9%). Ook ervaren ze hun kansen op het werk als minder. Het gaat dan bijvoorbeeld om verdiensten, promotiekansen, ontwikkelingsmogelijkheden en opleidingsmogelijkheden. Mensen met een gezondheidsbeperking voelen zich vaker (13%) minstens wekelijks emotioneel uitgeput door het werk dan anderen (8%). Hoewel arbeidsbeperkten zich vaker achtergesteld of gepest voelen op het werk, gaan ze minder vaak op zoek naar ander werk. Mogelijk dat zij hun kansen op een andere baan als geringer inschatten.