In 2018 verdienden bedrijven in Nederland ruim 5,6 miljard euro aan de directe export van goederen en diensten naar China, een bijdrage van 0,7 procent aan het Nederlandse bbp. Deze verdiensten zijn ongeveer 22 procent gegroeid ten opzichte van 2015. China is voor Nederland inmiddels de negende bestemming wat betreft de export van goederen en diensten. Dit meldt het CBS in de internationaliseringsmonitor, waarin de relatie met China centraal staat.
Hoeveel Nederland verdient met directe export blijkt na aftrek van de kosten van geïmporteerde goederen en diensten als input voor deze export. Goederen en diensten worden namelijk veelal in grensoverschrijdende waardeketens geproduceerd, waarbij slechts een deel van de totale opbrengsten aan Nederland toekomt. Dit jaar zijn er veel verstoringen in internationale waardeketens: de coronacrisis heeft productieprocessen (tijdelijk) onderbroken, en ook de vraag naar producten is veranderd. De cijfers over exportverdiensten in 2018 geven inzicht in wat de uitwerking van zulke verstoringen kan zijn.
Export kan worden uitgesplitst naar drie typen: dienstenexport, goederen van Nederlandse makelij en wederuitvoer. De verdiensten aan de export van diensten naar China zijn ten opzichte van 2015 licht afgenomen. De stijging van 22 procent komt dus geheel voor rekening van de uitvoer van goederen. De verdiensten zijn voor het grootste deel te danken aan producten van Nederlandse makelij (73 procent). De verdiensten aan export van Nederlandse makelij zijn ook het meest gestegen sinds 2015 (39 procent). De wederuitvoer heeft slechts een klein aandeel (7 procent), het gros van de producten voor wederuitvoer komt juist uit Azië.
Groothandel en machine-industrie verdienen het meest aan de directe export
Bij een gelijke verdeling van de genoemde 5,6 miljard euro verdient Nederland – dankzij de export naar China – per inwoner ongeveer 325 euro per jaar. Niet iedereen verdient echter in dezelfde mate aan export. De bedrijfstakken die het meest verdienen aan de rechtstreekse export naar China zijn de groothandel en de machine-industrie. In 2018 ging het om respectievelijk 960 miljoen en 807 miljoen euro. Voor de groothandel is dit slechts 1 procent van de verdiensten aan uitvoer in 2018, maar voor de machine-industrie levert de export naar China meer dan 6 procent van het totaal, het hoogste percentage van alle bedrijfstakken. Dit is een uitschieter: de voedingsmiddelenindustrie volgt met iets meer dan 3 procent van de exportverdiensten dankzij directe export naar China. De verdiensten van de machine-industrie en de voedingsmiddelenindustrie zijn het meest gestegen sinds 2015, met 414 miljoen en 157 miljoen euro respectievelijk.
Het relatief grote succes van de groothandel en handelsbemiddeling kan worden toegeschreven aan twee factoren: ten eerste komt de groothandel op veel plekken in de waardeketen voor (verkoop van (bijvoorbeeld eerder ingevoerde) materialen, verkoop van allerlei producten, zoals pennen, stoelen, etc. (treedt vaak op als intermediair bij transacties tussen klein- en grootbedrijf)). Ten tweede is bijvoorbeeld de industrie op een gedetailleerder niveau uitgesplitst dan de groothandel. De bedrijfstak industrie als geheel verdient meer dan 2 miljard aan de directe export naar China, dat is meer dan twee keer zoveel als de groothandel.
Werkgelegenheid door export
Export levert niet alleen toegevoegde waarde en welvaart op, het zorgt ook voor werkgelegenheid. Met de rechtstreekse export naar China waren bijna 51 duizend voltijdbanen gemoeid in 2018. Dat is vergelijkbaar met de totale werkgelegenheid bij uitgeverijen en de film-, radio-, en televisie-industrie in ons land en komt overeen met 0,7 procent van de werkgelegenheid in Nederland. In de industrie is – met ruim 15 duizend voltijdbanen – duidelijk de meeste werkgelegenheid te relateren aan de export naar China. Binnen de industrie is de werkgelegenheid in de machine-industrie het grootst, namelijk ruim 5 duizend voltijdbanen, dat is meer dan 6 procent van de totale werkgelegenheid door export in deze sector.
Bron: CBS