In de kamerbrief over rijksincasso door staatssecretaris Van Ark van 14 januari jongstleden, staat het volgende vermeld.

“Het afgelopen jaar hebben diverse partijen gewezen op problemen die mensen met schulden ervaren als ze te maken krijgen met invordering door de overheid. Het gaat hierbij om ervaren knelpunten ten aanzien van de inzet van (private) incassobureaus en gerechtsdeurwaarders, de kosten die daarmee gemoeid zijn en ontbrekende afstemming tussen of coördinerend overzicht door partijen. Deze knelpunten kwamen bijvoorbeeld naar voren in het rapport ‘Eenvoud loont’ van de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RVS) en het Manifest Schuldvrij! en het Dertigledendebat dat daarover is gevoerd. Het Zweedse incassomodel werd genoemd als een goed voorbeeld voor de manier waarop schulden geïncasseerd en opgelost kunnen worden. Zowel uw Kamer als de RVS hebben het kabinet opgeroepen het Zweedse model nader te onderzoeken.

Deze suggestie heb ik ter harte genomen. Ik heb Panteia opdracht gegeven een verkennend onderzoek (PDF, 71 pagina’s) uit te voeren naar de (rijks)incassomodellen in een aantal Europese landen, te weten België, Duitsland, Spanje, Verenigd Koninkrijk en Zweden. Het Nederlandse model wordt ook beschreven.

Het onderzoek gaat in op de vraag wat we kunnen leren van de (rijks)incassomodellen in de genoemde landen om het Nederlandse model te optimaliseren. Om die vraag te beantwoorden hebben de onderzoekers goede voorbeelden uit de vijf onderzochte Europese landen gedestilleerd en bekeken of en hoe ze een oplossing kunnen zijn voor gesignaleerde knelpunten in het Nederlandse model. Experts zijn daarbij betrokken geweest. Het rapport spreekt van een goed voorbeeld als het (rijks)incassomodel bijdraagt aan een effectieve invordering van schulden, een maatschappelijk verantwoorde incasso, het voorkomen van problematische schulden en het beschermen van de schuldenaar.

De onderzoekers concluderen in hun rapport dat het Nederlandse model in Europees perspectief relatief goed functioneert op de onderdelen effectiviteit van de invordering en maatschappelijk verantwoorde incasso.

Ook stellen de onderzoekers vast dat de (rijks)incassomodellen van de andere landen niet voor elk knelpunt in het Nederlandse model een oplossing kunnen bieden. Zo kennen bijvoorbeeld alle onderzochte landen preferente vorderingen en/of bijzondere bevoegdheden, waardoor volgens de onderzoekers voor dit knelpunt niet direct een les kan worden getrokken.

Dit neemt niet weg dat Nederland volgens de onderzoekers op onderdelen kan leren van de onderzochte landen. De onderzoekers hebben een aantal potentiële lessen geformuleerd:

  • Het in één hand brengen van de inning van civiele vorderingen en overheidsvorderingen in de gerechtelijke fase;
  • Een beslagregister waarin zowel beslagleggingen door gerechtsdeurwaarders als door overheidsdeurwaarders worden geregistreerd;
  • Verhogen kosten voor schuldeisers om gerechtelijk traject te starten;
  • Verbeteren van de samenwerking tussen gemeentelijke schuldhulpverlening en crediteuren om meer vorderingen in het minnelijke traject te innen;
  •  Onafhankelijke certificering en incassoregister voor incasso-ondernemingen.

Bron: Rijksoverheid.nl