In 2014 en 2015 groeide de aankoop van goederen en diensten in de commerciële sector gemiddeld met 2,9 procent per jaar. Veel productieketens zijn de afgelopen tien jaar opgedeeld en gespecialiseerd. Hierdoor besteden bedrijven taken uit die ze eerder nog zelf uitvoerden. Daardoor wordt het verbruik van niet zelf-produceerde goederen en diensten belangrijker. Ook de toename van het aantal zelfstandigen speelt een rol. Dat meldt CBS.
De groei van de economische productie in de commerciële sector wordt minder gestuwd door arbeid en kapitaal dan tien jaar geleden. Intermediair verbruik, oftewel de aankoop van goederen en diensten, is een steeds belangrijkere productiefactor geworden.
Het arbeidsvolume nam in diezelfde periode met 0,8 procent toe en de inzet van kapitaal nam zelfs met 1,8 procent af. Vóór de crisis, in de jaren 2006-2007, werd de productie nog gedreven door groei van alle productiefactoren.
Elk productieproces wordt gekenmerkt door inzet van kapitaal, arbeid en aangekochte goederen en diensten, ook wel verbruik genoemd. Daarom is de productiegroei te ontbinden in de bijdrage van elk van de drie productiefactoren. Dit betekent dat de groei van de productie (in volumes) verklaard kan worden door een groei van arbeid, kapitaal of verbruik of juist een combinatie van die drie.
Groei van de bijdrage van arbeid komt voort uit een toename van het aantal gewerkte uren, een toename in het loon, of een verandering in de samenstelling van de werkzame beroepsbevolking. De loongroei betreft de lonen van werknemers en de vergoeding voor de arbeid van zelfstandigen. Groei van de bijdrage van kapitaal hangt voor een groot gedeelte af van de investeringen in kapitaalgoederen die in voorgaande jaren zijn gedaan.
Zowel in de periode vóór de crisis, de jaren 2006 en 2007, als in 2014 en 2015 was er sprake van productiegroei, respectievelijk 3,9 procent en 2,2 procent. Maar in 2014 en 2015 nam het verbruik een belangrijkere plek in. Productie in de commerciële sector groeide in 2014 en 2015 vooral door meer goederen en diensten. Vóór de crisis, in de periode 2006 en 2007, werd de productie nog gedreven door groei van alle productiefactoren. De afname van de kapitaalbijdrage in 2014 en 2015 komt vooral door de lagere investeringen die tijdens en na de crisis zijn gedaan.
Veel productieketens zijn de afgelopen tien jaar opgedeeld en gespecialiseerd. Bedrijven doen door opdeling van productieketens bepaalde taken niet meer zelf maar besteden die uit, ook aan het buitenland. Dit leidt tot een groei van de invoer voor intermediair verbruik. De invoer van goederen en diensten is sinds 2005 harder gestegen dan het totaal van het verbruik. Bedrijven kopen steeds meer aan in het buitenland om vervolgens zelf weer goederen en diensten te kunnen produceren. Daarnaast hebben ook dalende energieprijzen gezorgd voor een hoger verbruik.
De verschuiving naar een grotere bijdrage van intermediair verbruik is ook binnen de landsgrenzen te zien. De bedrijfstakken die veel diensten leveren maakten een grote productiegroei door tussen 2007 en 2015. Het gaat dan om de zakelijke dienstverlening, waaronder accountants, ingenieurs, organisatieadviesbureaus en uitzendbureaus, en bedrijven binnen de informatie en communicatie. Deze bedrijfstakken leveren diensten die door andere bedrijfstakken voor hun productieprocessen worden aangekocht.
Ook de groei van zelfstandigen draagt bij aan de groei van het verbruik. De diensten van zelfstandigen kunnen ingekocht worden door andere bedrijfstakken en horen dus bij het verbruik. Voorheen werden die taken uitgevoerd door werknemers, waardoor dat alleen invloed had op het arbeidsdeel.
De bouwnijverheid had lang na de crisis nog last van de lagere investeringen in bedrijfsgebouwen en woningen. De zorg is in deze periode ook sterk gegroeid, maar in tegenstelling tot de zakelijke diensten worden hun diensten worden vooral door huishoudens geconsumeerd.
Als bedrijfstakken die sterker groeien tegelijkertijd ook productiever worden, is dat goed voor de totale productiviteit van de economie. De bedrijfstakken die productiever zijn geworden tussen 2007 en 2015, blijken ook allemaal te zijn gegroeid. De productiviteitsgroei wordt gemeten met de multifactorproductiviteit (mfp). Die meet in welke mate de combinatie van arbeid, kapitaal en aangeschafte goederen en diensten efficiënt wordt ingezet. Is de groei van productiefactoren lager dan de productiegroei, dan is er sprake van een positieve productiviteitsontwikkeling. Is die groei hoger dan is er sprake van een negatieve productiviteitsontwikkeling.
Opvallend is dat de zakelijke dienstverlening relatief sterk is gegroeid zonder dat dit gepaard is gegaan met enige productiviteitswinst. Oftewel: de productie groeide hier doordat er meer arbeid, kapitaal en goederen en diensten ingezet werden, niet omdat er efficiënter geproduceerd werd.
Binnen de zakelijke dienstverlening en in de bouwnijverheid is wel sprake geweest van een groeiende productiviteit in de afgelopen twee jaar. Binnen de cultuur- en recreatiesector en binnen de overige diensten werd een negatieve productiviteitsontwikkeling gemeten. Dit kwam voornamelijk doordat het arbeidsvolume sterker groeide dan het productievolume.
Bron: CBS