Voorheen slaagden de politieke leiders erin grote groepen “nieuwe” burgers in de democratische staatsorde te integreren, waardoor ze garant stonden voor een hoge mate van politieke stabiliteit.
De kracht van deze elites lag in hun combinatie van politieke invloed én maatschappelijke representativiteit. Eerst waren het leden van de gegoede burgerij en intellectuelen, later partijleiders en voormannen van vele verzuilde organisaties die de volksvertegenwoordiging domineerden. Ze werden gekozen omdat ze in de samenleving iets betekenden, en ze betekenden iets omdat ze namens bepaalde bevolkingsgroepen leiding gaven aan kerninstituten: werkgevers – en werknemersorganisaties, boeren – en middenstandsbonden, dagbladen, omroepen en universiteiten.
Sinds de jaren zestig van de vorige eeuw worden deze dubbelfuncties verdacht gemaakt en verdwijnen ze geleidelijk. In plaats van de “regenten” komen politieke professionals, vaak jongeren met meer ambitie dan ervaring. Ze gaan iets betekenen omdat ze worden gekozen! Zoals veelal in de praktijk blijkt, gaat het hen er primair om politieke carrière te maken. Politiek is daarmee van roeping tot job verworden. Een zelfversterkende kringloop is daardoor in werking getreden: de toestroom van beroepspolitici haalt het aanzien van de volksvertegenwoordiging omlaag en het verminderd aanzien drukt de kwaliteit van de afgevaardigden.
De vermindering van de kwaliteit van de huidige politici valt samen met het gegeven dat het “algemeen belang”, hoe ook gespecificeerd, uiteen is gespat. `Daardoor biedt een veelheid van “ervaringsdeskundigen” zich via de media van deelbelangen aan om de preferenties van de burgers te vertolken. Waar dan vervolgens de politieke partijen weer achteraan gaan hollen uit angst hun bestaansrecht te verliezen.
Een van mijn conclusies opgrond van mijn onderzoek naar de causale verbanden tussen de bankcrisis, de ontwikkelingen in het kapitalisme na de val van de Berlijnse muur in 1989, en de ontwikkelingen in de politiek, de bureaucratie en de democratie: “de politieke partijen zitten gevangen in verkalkte partijstructuren. De politieke partijen moeten zich snel gaan realiseren dat het door de overgang van het Industriële Tijdperk naar het Kennis en Innovatietijdperk het onmogelijk is een toekomst te creëren zonder hun beleid vanuit een nieuwe conceptie en een nieuwe filosofie aan te pakken. “De vitaliteit van het politieke bestel is aangetast omdat onder meer de werkwijze al lang over zijn houdbaarheidsdatum heen is. Als er een nieuwe wind waait, kun je een windscherm neerzetten of een windmolen bouwen.
Bron: www.creditexpo.nl