- Grotere groei productieomvang en aantal nieuwe orders in april
- Eerste stijging inkoopprijzen in meer dan een jaar
- Bedrijven verlagen voorraadniveaus om kosten te besparen
De PMI®-gegevens voor april lieten voor het eerst in twintig maanden een verbetering zien van de bedrijfsomstandigheden in de Nederlandse industrie. Dit was het gevolg van een verbetering van de vraag, hogere productievolumes en meer personeelswerving.
De voorraad ingekochte materialen daalde in april in grotere mate dan de maand ervoor, maar dit was vooral het gevolg van inspanningen van bedrijven om door voorraadplanning kosten te besparen. De vooruitzichten voor de toekomstige productieomvang waren uitermate positief en daarmee steeg het bedrijfsvertrouwen naar het hoogste niveau in zesentwintig maanden. De inkoopkosten namen voor de eerste keer toe sinds februari vorig jaar, al was deze stijging beperkt.
De Nevi PMI® voor de Nederlandse productiesector is een samengestelde indicator die met één cijfer de stand van zaken in de productiesector weergeeft en wordt samengesteld aan de hand van indicatoren voor nieuwe orders, productieomvang, werkgelegenheid, levertijden en voorraad ingekochte materialen.
Het PMI-cijfer steeg van 49.7 in maart naar 51.3 in april, de eerste verbetering van de bedrijfsomstandigheden sinds augustus 2022. Deze stijging was het gevolg van een grotere groei van de productieomvang, het aantal nieuwe orders en de werkgelegenheid.
Er werd melding gemaakt van een verbetering van de vraag, wat leidde tot de tweede stijging op rij van het aantal nieuwe orders dat bij de Nederlandse productiebedrijven werd geplaatst. Deze stijging was bovendien fors en de grootste in twee jaar, waarbij sommige panelleden aangaven dat zij nieuwe klanten hadden aangetrokken. De buitenlandse vraag was wederom aanzienlijk, al bleef deze wel onder die van maart toen het hoogste niveau werd bereikt in drieëntwintig maanden.
De bedrijven reageerden met productieverhogingen op het grotere aantal orders in april. De productiegroei was matig en het grootst in bijna twee jaar, maar bleef net onder het onderzoeksgemiddelde op lange termijn.
Ondanks de grotere vraag, daalden de inkoopactiviteiten bij de productiebedrijven. Sommige bedrijven maakten melding van bewuste voorraadverkleining. De daling was echter gering en het kleinst in vijftien maanden. De voorraad ingekochte materialen daalde in april ondertussen fors en in grotere mate dan vorige maand.
Evenals in de afgelopen zestien maanden, was er in april opnieuw sprake van een verbetering van de prestatie van leveranciers. De gegevens lieten zien dat dit met name het gevolg was van een minder grote druk op de productiecapaciteit bij leveranciers.
De Nederlandse producenten namen in april voor de derde achtereenvolgende maand meer personeel aan. Er waren aanwijzingen dat sommige bedrijven vaste, fulltime krachten aannamen ter ondersteuning van hun uitbreidingsplannen.
Tegelijkertijd was de hoeveelheid onvoltooid of nog niet uitgevoerd werk opnieuw kleiner: de vijftiende afname op rij. Deze aanhoudende daling was het gevolg van een combinatie van grotere inspanningen om de achterstanden weg te werken en kortere levertijden voor materialen.
Na iets meer dan een jaar waarin de inkoopprijzen daalden, was er in april vanwege de hogere grondstof- en loonkosten weer sprake van kosteninflatie in de productiesector.
De hogere inkoopkosten werden aan de klanten doorberekend en de verkoopprijzen waren voor de vierde achtereenvolgende maand hoger. De verkoopprijsinflatie was het hoogst in iets meer dan een jaar, maar bleef onder het historische gemiddelde van dit onderzoek.
Tot slot was het zakelijke vertrouwen in april opnieuw groter. De bedrijven gingen uit van een verbetering van de vraag en het starten van nieuwe projecten ter ondersteuning van de productieomvang in het komende jaar. Het optimisme was bovendien groter dan vorige maand en het grootst in meer dan twee jaar
Redactioneel commentaar
Albert Jan Swart, sectoreconoom industrie bij ABN AMRO, gaf het volgende commentaar:
“De Nevi Inkoopmanagersindex voor de Nederlandse industrie is gestegen van 49.7 naar 51.3 in april. Daarmee duidt de index voor het eerst sinds augustus 2022 op een verbetering van de bedrijfsomstandigheden. De productie, het aantal nieuwe orders en de werkgelegenheid nemen in een hoger tempo toe.
Ook het optimisme onder ondernemers is verder toegenomen. Ongeveer de helft van de respondenten verwacht een verdere groei in de komende twaalf maanden. Slechts 6 procent is pessimistisch gestemd. De laatste keer dat de respondenten zo optimistisch waren, was vlak voor de Russische invasie in Oekraïne van eind februari 2022.
Opvallend is dat de Nederlandse industrie sneller lijkt op te veren dan die in omliggende landen. Uit de voorlopige inkoopmanagersindex van S&P Global bleek dat de industriële productie in de eurozone als geheel nog steeds gestaag daalt. Vooral in Duitsland, de belangrijkste exportmarkt voor Nederlandse industriële producten, neemt de bedrijvigheid in de industrie nog snel af. Mogelijk klimt de Nederlandse industrie sneller uit het dal omdat die veel toelevert aan de chipindustrie, die eerder en sneller herstelt dan sommige andere industrieën, zoals de in Nederland relatief kleine auto-industrie.
In april bleek uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) dat van alle sectoren de industrie het minst positief is wat betreft de verwachtingen rond investeringen. Per saldo verwacht slechts een half procent van de door het CBS ondervraagde industriële ondernemingen dit jaar meer te investeren dan vorig jaar. Herstel van de economische groei en een daling van de rente op de kapitaalmarkt kan de financiering van investeringen vergemakkelijken. ABN AMRO verwacht dat de economische groei dit kwartaal langzaam aantrekt en dat de tienjaarsrente verder daalt van circa 2,9 procent nu naar 2,1 procent aan het eind van dit jaar. De investeringen zouden daardoor in de loop van dit jaar kunnen aantrekken.”
Bron: Nevi PMI®