Het overschot op de lopende rekening van de Nederlandse betalingsbalans is in het tweede kwartaal van 2019 met 12% op jaarbasis gedaald tot EUR 14 miljard. Dat komt overeen met 7% van het bruto binnenlands product (bbp), zie figuur 1. Dit is hoger dan de norm van 6% die de Europese Commissie heeft gesteld in het kader van de macro-economische onevenwichtigheden procedure (Macroeconomic Imbalance Procedure, MIP), maar zoals gebruikelijk in het tweede kwartaal (‘het dividendseizoen’) wel een stuk lager dan het jaarlijkse gemiddelde.

Forse dividenduitkeringen aan het buitenland drukken inkomenssaldo

Een afname van EUR 4,2 miljard in het primaire inkomenssaldo was de belangrijkste oorzaak voor het lagere overschot. Daarnaast speelde ook het afgenomen goederensaldo mee, hoewel door de sterkere dienstenuitvoer het totale handelssaldo (goederen en diensten tezamen) op jaarbasis met EUR 1,4 miljard steeg.

Een negatief inkomenssaldo is gebruikelijk in het tweede kwartaal, in verband met het dividendseizoen. Dividenden die Nederlandse bedrijven uitkeerden aan hun buitenlandse aandeelhouders, stegen met 10% tot EUR 14,2 miljard. Andersom namen dividenden die Nederlanders ontvingen op buitenlandse aandelen maar met 1% procent toe tot EUR 5,1 miljard.

Nederlandse bedrijven keren structureel meer dividend op aandelen uit aan het buitenland dan andersom. Dit heeft te maken met het feit dat Nederlandse beursgenoteerde bedrijven veel buitenlandse aandeelhouders hebben.

Het lagere primaire inkomenssaldo werd ook gedreven door een daling in de winsten bij buitenlandse dochterbedrijven van Nederlandse niet-financiële bedrijven, waaronder Shell. In totaal daalden bij deze groep bedrijven de winsten op buitenlandse deelnemingen met EUR 3 miljard naar EUR 7,3 miljard.

Nederland heeft structureel een groot spaaroverschot. Vooral Nederlandse multinationals ontvangen veelal meer inkomens uit het buitenland dan ze uitkeren aan buitenlandse eigenaren.

 

Directe investeringen van en naar Verenigd Koninkrijk nemen af in 2019

Vanwege de mogelijke brexit staan de investeringscijfers tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk in de belangstelling. In de financiële rekening van de betalingsbalans valt op dat de directe investeringen (inclusief zogenoemde Bijzondere Financiële Instellingen) in het Verenigd Koninkrijk voor het tweede kwartaal op rij zijn gedaald, zie figuur 2. In het tweede kwartaal daalden de totale directe investeringen met EUR 8 miljard, na een daling van EUR 15 miljard in het eerste kwartaal. Als een herstructurering van een buitenlandse multinational (met weinig impact op de reële Nederlandse economie) in het vierde kwartaal van 2018 buiten beschouwing wordt gelaten, is er zelfs al sinds het eerste kwartaal van 2018 ieder kwartaal sprake van afnemende investeringen in het Verenigd Koninkrijk.

Ook de investeringen van het VK in Nederland daalden in de eerste kwartalen van 2019 met in totaal circa EUR 3 miljard. In 2018 was nog sprake van een forse stijging van EUR 80 miljard. Echter, ruim de helft van dit bedrag werd veroorzaakt door de eerdergenoemde herstructurering. Als dit buiten beschouwing wordt gelaten, is er sinds 2016 sprake van een dalende trend in de investeringen vanuit het Verenigd Koninkrijk.

Meer informatie

Bron: DNB