“Er zijn slechts twee zaken oneindig: het universum en de menselijke domheid. Maar van het eerste ben ik niet zeker” aldus Albert Einstein. Op 28 juni 1914 schoot de negentienjarige Bosnische Gavrilo Princip aartshertog Franz Ferdinand, erfgenaam van de Habsburgse tronen van Oostenrijk en Hongarije, dood. De oorlog waarvoor hij het startschot gaf, beperkte zich niet tot de Balkan.
Hij veroorzaakte grote en gruwelijke littekens in Noord – Europa en het Nabije Oosten met totaal 10 miljoen doden. Hij bracht nieuwe en verschrikkelijke methoden van vernietiging voort: cavalerieaanvallen met gewapende en gepantserde voertuigen, dodelijke wolken gifgas, onzichtbare vloten van onderzeeërs. Hij liet bommem uit de lucht regenen en bezaaide de bodem van de Atlantische Oceaan met gezonken schepen. Hij duurde langer dan welke grote oorlog in Europa bij mensenheugenis. Hij bracht behalve de Habsburgers ook nog drie andere imperiale dynastieën ten val: de Romanovs, de Hohenzollerns en de Ottomanen. De Eerste Wereldoorlog veranderde feitelijk alles.
De jaren tussen 1815 en 1914 waren niet echt vreedzaam: de Europese imperia voerden een groot aantal oorlogen om hun gezag in Azië, Amerika en Afrika op te leggen. Maar Europa zelf kende relatief weinig oorlog. In de periode tussen de Napoleontische Oorlogen en de Eerste Wereldoorlog vonden 21 grotere oorlogen plaats, en die vielen bijna allemaal op door hun beperkte geografische reikwijdte, korte duur en lage aantal slachtoffers. De negentiende eeuw stak daarmee zeer gunstig af tegen de drie eeuwen daarvoor en de ene eeuw daarna. De honderd jaar na 1900 waren zonder twijfel de bloedigste jaren uit de moderne geschiedenis. In de twee wereldoorlogen die de twintigste eeuw domineerden, kwamen beduidend grotere delen van de wereldbevolking om dan in enig eerder conflict van een vergelijkbare geopolitieke omvang.
De Tweede Wereldoorlog was de grootste manmade catastrofe aller tijden. Hoe kwam het dat de twintigste eeuw, en vooral de vijftig jaar van 1904 tot 1953, zo bloedig was? Dat juist dit tijdperk zo uitzonderlijk gewelddadig was, kan paradoxaal lijken. De honderd jaar na 1900 waren immers een tijd van ongeëvenaarde vooruitgang. Geschat wordt dat tussen 1870 en 1998 de samengesteld jaarlijkse groei bijna dertien keer zo hoog lag als tussen 1500 en 1870. Eind twintigste eeuw leefden de mensen, dankzij de enorme technologische ontwikkelingen en vooruitgang op wetenschappelijk gebied, gemiddeld langer en onder betere omstandigheden dan op enig ander moment in de geschiedenis.
Er zijn drie verschijnselen die het extreme geweld van de twintigste eeuw kunnen verklaren: etnische conflicten, economische bewegelijkheid (volatiliteit) en wereldrijken – in – verval. De kleine landen die na de ontbinding van de oude grootmachten in 1918 overbleven, waren arm, instabiel en onzeker, en koesterden een wrok tegen hun buren. Tijdens het interbellum (de periode tussen de twee wereldoorlogen) wemelde het in Europa van de “revisionistische ” staten: Rusland, Duitsland, Oostenrijk, Hongarije en Bulgarije hadden allen het onderspit gedolven in de Eerste Wereldoorlog en loerden op een gelegenheid om hun oude territorium terug te eisen.
Het oorlogsgeweld nam niet af, maar zocht een uitweg in interne kwesties, in nationalistische polemieken, rassendiscriminatie, klassenstrijd en burgeroorlogen. Duitsland was in 1938 militair zwak en economisch kwetsbaar. De reden om Oostenrijk en Tsjecho – Slowakije te annexeren was om de tekorten aan grondstoffen op te heffen die de Duitse herbewapening bleef hinderen. Was op grond van deze annexatie de oorlog in 1938 aan Duitsland verklaard, dan had Duitsland slechts voor drie maanden benzine gehad. In de Tweede Wereldoorlog werd de moderne Europese staat voor het eerst in al zijn facetten gemobiliseerd, met als voornaamste doel de onderwerping en uitbuiting van alle Europeanen.
Om de oorlog te kunnen voeren exploiteerden en plunderen de Britten hun eigen bronnen. Daarentegen plunderde nazi – Duitsland de economieën van de onderworpen naties waardoor de Duitse burgers pas in 1944 iets begonnen te merken van de beperkingen en schaarste die een oorlog doorgaans met zich meebrengt. Tussen 1939 en 1945 kwamen naar schatting 36,5 miljoen Europeanen om het leven als direct gevolg van de oorlogshandelingen. Het totale aantal doden in Europa is verbijsterend; zelfs het hoge aantal doden in de Eerste Wereldoorlog valt er bij in het niet. Nooit eerder werden zoveel mensen in zo`n korte tijd om het leven gebracht.
Bron: www.creditexpo.nl