Het ondernemersvertrouwen is in het tweede kwartaal van 2019 iets hoger dan een kwartaal eerder. Na twee kwartalen van afname nam het vertrouwen licht toe. Het tekort aan arbeidskrachten vormt voor een deel van de ondernemers echter nog steeds een belemmering bij de uitoefening van hun bedrijfsactiviteiten. Dit melden het CBS, KVK, het Economisch Instituut voor de Bouw, MKB-Nederland en VNO-NCW op basis van de Conjunctuurenquête Nederland onder ondernemers in het niet-financiële bedrijfsleven.
Het ondernemersvertrouwen is, na twee kwartalen daling op rij, licht gestegen. De stemmingsindicator van ondernemend Nederland nam met 1,4 punt toe tot 12,0 aan het begin van het tweede kwartaal van 2019. Daarmee ligt het vertrouwen ruim boven het gemiddelde sinds de start van de meting in 2008. Het niveau van het ondernemersvertrouwen ligt echter lager dan in hetzelfde kwartaal vorig jaar, toen de indicator zich op een historisch hoog niveau bevond.
Weer meeste vertrouwen in bouw
In de meeste bedrijfstakken waar de vertrouwensindicator hoger is dan het gemiddelde ondernemersvertrouwen, neemt het vertrouwen af. In de bedrijftakken waarin de indicator lager is dan gemiddeld, neemt het vertrouwen in de meeste gevallen daarentegen toe. Over het algemeen zijn de verschillen tussen de bedrijfstakken dus kleiner dan in het voorgaande kwartaal.
Het vertrouwensniveau onder de ondernemers in de bouw is in het tweede kwartaal met 27,8 minder hoog dan een kwartaal eerder. Desondanks is het vertrouwen in die bedrijfstak voor het elfde kwartaal op rij het grootst van alle bedrijfstakken. Ook bij de ondernemers in de bedrijfstakken informatie en communicatie, groothandel en zakelijke dienstverlening is het vertrouwen bovengemiddeld. In de bedrijfstak vervoer en opslag verbeterde het vertrouwen fors; van licht negatief in het eerste kwartaal naar 8,4 in het tweede kwartaal en herstelde daarmee van de terugval een kwartaal eerder. Ook in de detailhandel herstelde het vertrouwen van een terugval in het voorgaande kwartaal en kwam uit op 10,9. In de delfstoffenwinning en de autohandel en –reparatie is de indicator negatief.
Tekort arbeidskrachten houdt aan
In het tweede kwartaal belemmert een tekort aan arbeidskrachten één op de vier bedrijven bij de uitoefening van de bedrijfsactiviteiten. Sinds medio 2018 ligt het aandeel bedrijven dat hiermee te maken heeft onafgebroken rond de 25 procent. Ondanks het krappe aanbod van arbeidskrachten verwacht per saldo 10 procent van de ondernemers in het tweede kwartaal het personeelsbestand te kunnen uitbreiden.
Een tekort aan arbeidskrachten wordt het meest genoemd door ondernemers in de zakelijke dienstverlening (34 procent). Binnen de zakelijke dienstverlening zijn echter grote verschillen in het ervaren personeelstekort. Zo ervaart meer dan de helft van de uitzendbureaus en van de beveiligingsbedrijven een tekort aan arbeidskrachten, terwijl slechts één op de 14 reisbureaus een tekort aan arbeidskrachten ondervindt. Ook in de bedrijfstakken informatie en communicatie, horeca, vervoer en opslag alsmede de bouw is het personeelstekort in het tweede kwartaal bovengemiddeld en in de horeca en de bouw zelfs groter dan een kwartaal eerder. Een tekort aan arbeidskrachten wordt door de ondernemers in de delfstoffenwinning het minst genoemd (8,5 procent).
Dit is een gezamenlijke publicatie van:
Bron: CBS