In het tweede kwartaal van 2021 behoorden 1,0 miljoen mensen van 15 tot 75 jaar tot het onbenut arbeidspotentieel. Dit aantal is de afgelopen jaren flink gedaald, ondanks een tijdelijke stijging tijdens het begin van de coronacrisis in het tweede kwartaal van 2020. Een derde van het onbenut arbeidspotentieel bestaat uit jongeren (15 tot 25 jaar). Dit meldt het CBS op basis van de nieuwste cijfers uit de Enquête beroepsbevolking (EBB).
Het onbenut arbeidspotentieel bestaat uit werklozen, semiwerklozen en deeltijders die meer uren willen werken. Werklozen hebben geen betaald werk, hebben recent naar werk gezocht en zijn hiervoor direct beschikbaar. In het tweede kwartaal van 2021 waren dat er 306 duizend. Semiwerklozen hebben geen betaald werk en hebben óf niet recent gezocht naar werk (216 duizend), óf zijn niet direct beschikbaar (165 duizend). De werklozen en semiwerklozen vormen samen het onbenut arbeidspotentieel zonder werk. De deeltijders die meer uren willen werken en hiervoor direct beschikbaar zijn, vormen het onbenut arbeidspotentieel met werk (354 duizend in het tweede kwartaal).
In zeven jaar tijd 800 duizend mensen minder in onbenut arbeidspotentieel
Vanaf het tweede kwartaal van 2014 slonk het onbenut arbeidspotentieel van 1,8 miljoen naar 1,0 miljoen in het tweede kwartaal van 2019. Vervolgens nam het tijdelijk sterk toe tot 1,2 miljoen tijdens de eerste periode van de coronacrisis in 2020. Daarna is het onbenut arbeidspotentieel weer gekrompen tot 1,0 miljoen in het tweede kwartaal van 2021. Van hen waren er 345 duizend jonger dan 25 jaar.
Vrijwel alle groepen binnen het onbenut arbeidspotentieel met en zonder werk bewegen mee met deze trend, met uitzondering van de groep mensen die recent hebben gezocht naar werk, maar niet direct beschikbaar zijn. Deze groep kromp juist tijdens de coronacrisis en is daarna weer gegroeid.
Onbenut arbeidspotentieel zonder werk relatief jong
Het aantal mensen dat behoorde tot het onbenut arbeidspotentieel zonder werk daalde tussen het tweede kwartaal van 2014 en het tweede kwartaal van 2021 van bijna 1,2 miljoen naar 687 duizend. Deze mensen zijn relatief jong. Van de werklozen was in het tweede kwartaal van 2021 bijna 40 procent 15 tot 25 jaar, van de semiwerklozen die niet zoeken was dit 36 procent. Degenen die wel zoeken maar niet direct beschikbaar zijn voor werk zijn doorgaans wat ouder dan de groepen die wel beschikbaar zijn maar niet zoeken. Van hen was 29 procent jonger dan 25 jaar in het tweede kwartaal van 2021.
Opleiding of studie vaak genoemde reden
Het volgen van onderwijs is voor semiwerklozen de meest genoemde reden om niet beschikbaar te zijn voor werk. Het gaat dan bijvoorbeeld om scholieren en studenten die op zoek zijn naar een bijbaan of naar een baan na het afstuderen, maar niet op korte termijn kunnen starten. Van de 165 duizend niet-beschikbare werkzoekenden gaven 55 duizend dit als reden (33 procent). Andere vaak genoemde redenen zijn ziekte of arbeidsongeschiktheid (30 duizend), zorg voor gezin (12 duizend) of vrijwilligerswerk (12 duizend).
Van de 216 duizend semiwerklozen die in het tweede kwartaal 2021 beschikbaar waren voor werk, was voor 60 duizend opleiding of studie de reden om niet te zoeken (28 procent). Deze scholieren of studenten zouden wel kunnen starten in een (bij)baan, maar hebben daar de voorafgaande vier weken niet naar gezocht. Maar de vaakst genoemde reden (in 79 duizend gevallen) om niet naar werk te zoeken, is dat ze weinig resultaat verwachten (37 procent). Verder gaven 20 duizend mensen aan dat ze niet hebben gezocht vanwege ziekte of arbeidsongeschiktheid.
Werklozen vinden het vaakst werk
Van de drie groepen binnen het onbenut arbeidspotentieel zonder werk vinden werklozen het vaakst betaald werk. In het tweede kwartaal van 2021 had bijna 30 procent van hen binnen drie maanden werk gevonden. Van de semiwerklozen die wel hebben gezocht, maar niet direct beschikbaar waren, had 24 procent binnen drie maanden werk. Bij de beschikbare semiwerklozen lag dat met 15 procent duidelijk lager. Het percentage dat werk vindt liep bij alle groepen behoorlijk terug tijdens de eerste periode van de coronacrisis, maar is in het afgelopen kwartaal weer vrijwel gelijk aan het tweede kwartaal van 2019.
Kwart onderbenutte deeltijders volgt onderwijs
Het aantal mensen dat behoorde tot het onbenut arbeidspotentieel met werk, de deeltijders die meer willen werken én beschikbaar zijn, daalde tussen het tweede kwartaal van 2014 en het tweede kwartaal van 2021 van bijna 600 duizend naar 354 duizend. Van hen was 28 procent 15 tot 25 jaar, een kwart was onderwijsvolgend en had daarnaast dus wel betaald werk. Overigens zijn er ook werkenden die meer uren willen werken maar niet direct beschikbaar zijn voor werk en werkenden die minder uren willen werken of stoppen met werken.
Bron: CBS