De wet Computercriminaliteit III treedt per 1 maart 2019 in werking. Justitie en politie krijgen nieuwe bevoegdheden om computercriminaliteit beter te bestrijden. Door sneller en effectiever te kunnen optreden wordt Nederland veiliger. De snelle ontwikkeling van de technologie heeft ervoor gezorgd dat criminaliteit in een digitale wereld met andere middelen moet worden aangepakt. Die mogelijkheden zijn er nu. Daarmee kunnen het Openbaar Ministerie en de opsporingsdiensten aan de slag.
Politie en justitie kunnen heimelijk en op afstand (‘on line’) computers binnengaan voor de opsporing van ernstige delicten, zoals kinderpornografie, drugshandel of liquidaties. Dat kan een personal computer zijn, een mobiele telefoon of een server. De wet geeft opsporingsambtenaren de mogelijkheid om daarna verschillende onderzoekshandelingen te verrichten. Zij kunnen gegevens ontoegankelijk maken of kopiёren, maar ook communicatie aftappen. Het wordt voor criminelen lastiger om zich op het Internet te verschuilen voor de opsporing.
Ook wordt het mogelijk opsporingsambtenaren als ‘lokpubers’ in te zetten om de opsporing en vervolging van ‘groomers’, die via internet minderjarigen benaderen voor seksuele doeleinden, te vergemakkelijken.
Verder wordt heling van computergegevens als zelfstandig delict strafbaar. Daarmee kan iemand worden aangepakt die over gegevens van anderen beschikt, ook als niet bewezen kan worden dat hij zelf die gegevens heeft overgenomen.
Malafide verkopers die op internet herhaaldelijk goederen of diensten te koop aanbieden, maar niet leveren, kunnen straks strafrechtelijk worden vervolgd. Het Openbaar Ministerie heeft hiervoor een richtlijn ontwikkeld met nieuwe strafeisen voor oplichting via internet.
Bron: www.rijksoverheid.nl