Het op 10 oktober gepresenteerde regeerakkoord van het kabinet-Rutte III betekent – als het ook zo wordt uitgevoerd – in 2021 een koopkrachtstijging voor alle werkenden. De stijging varieert van een kleine 4 tot een ruime 6 procent in de komende vier jaar. Hogere inkomens gaan er meer op vooruit dan lagere inkomens.

 

Dat blijkt uit berekeningen van het Nibud dat in opdracht van de Tweede Kamer het regeerakkoord heeft doorgerekend. Het instituut schetst aan de hand van bijna honderd veel voorkomende voorbeeldhuishoudens een beeld van de bedragen die deze huishoudens in 2021 meer of minder te besteden hebben in vergelijking met dit jaar.

 

Werkenden erop vooruit

 

Alle werkenden gaan erop vooruit. Hun koopkracht stijgt – afhankelijk van hun situatie – met zo’n 4 tot 6 procent in de komende vier jaar. Dit komt omdat de verwachte loonstijging hoger is dan de prijsstijging. Werkenden profiteren ook van de hogere arbeidskorting en lagere belastingtarieven.

 

Werkenden met een relatief laag inkomen tot 20.000 euro per jaar hebben een minder grote koopkrachtstijging, omdat het grootste deel van hun inkomen in de eerste belastingschijf valt. En dit belastingtarief stijgt waardoor ze meer belasting betalen in 2021. De verandering van het belastingstelsel is wel gunstig voor middeninkomens en hoge inkomens: zij betalen hierdoor juist iets minder belasting.

 

Nauwelijks verbetering voor bijstandsgerechtigden

 

Het Nibud ziet dat door de plannen in het regeerakkoord huishoudens met een bijstandsuitkering er nauwelijks op vooruit gaan. Een alleenstaande in de bijstand heeft in 2021 per maand 21 euro meer te besteden dan dit jaar. Voor een alleenstaande met een kind is dat 15 euro.

 

De koopkracht van mensen met een bijstandsuitkering stijgt nauwelijks doordat zij geen voordeel hebben van de hogere arbeidskorting en omdat de uitkeringen minder stijgen dan de lonen. De koopkrachtvooruitgang van bijstandsgerechtigden bedraagt over vier jaar minder dan 2 procent.

 

Btw-verhoging

 

Het kabinet wil het lage btw-tarief verhogen van 6 procent naar 9 procent. In dit btw-tarief zit een aantal producten en diensten dat als noodzakelijk wordt gezien, zoals voedingsmiddelen. De btw-verhoging leidt tot een verhoging van de inflatie van ca. 0,7 procentpunt. Dit algemene inflatiecijfer heeft het Nibud meegenomen in de koopkrachtberekeningen. Voor een paar in de bijstand met twee kinderen is dat zo’n 15 euro in de maand.

 

Gemiddeld besteden huishoudens ongeveer 20 procent van hun budget aan goederen en diensten in het lage btw-tarief. Sommige huishoudens geven echter meer dan 20 procent van hun budget uit aan goederen en artikelen in het lage btw-tarief en zij hebben dus extra nadeel van de btw-verhoging.

 

Voor een paar in de bijstand met twee kinderen is een budgetaandeel van 27 procent in het lage tarief een realistische schatting. Uit de berekeningen van het Nibud blijkt dat deze verhouding het gezin in de bijstand met twee kinderen 5 euro extra per maand kost. In 2021 heeft dit gezin te maken met een koopkrachtstijging van 45 euro per maand in vergelijking met dit jaar, als we uitgaan van de gemiddelde uitgaven bij de supermarkt. Maar als we meenemen dat dit huishouden procentueel gezien meer kosten aan voeding heeft, gaan ze er vijf euro minder op vooruit en hebben ze in 2021 40 euro meer te besteden dan dit jaar.

 

Rijke gepensioneerden in de min

 

Huishoudens boven de AOW-leeftijd profiteren niet van de loonstijging. De AOW stijgt wel de komende vier jaar, maar de verwachting is dat de aanvullende pensioenen nauwelijks omhoog gaan de komende jaren. Hierdoor is het voor AOW-gerechtigden met een aanvullend pensioen vaak lastig om de verwachte prijsstijgingen op te vangen en ziet het Nibud dat met name ouderen met een hoog aanvullend pensioen erop achteruit gaan in 2021.

 

Het regeerakkoord bevat ook maatregelen om de koopkracht van ouderen te ondersteunen. Zo wordt de ouderenkorting verhoogd en wordt die minder snel afgebouwd. Dit is met name voordelig voor ouderen met alleen AOW of met AOW en een klein aanvullend pensioen: voor hen ziet het Nibud nog wel een kleine koopkrachtstijging.

 

Huishoudens met kinderen in de plus

 

Huishoudens met kinderen profiteren van de verhoging van de kinderbijslag en het inkomensafhankelijke kindgebonden budget. De afbouw van het kindgebonden budget begint nu nog bij een bruto jaarinkomen van 20.000 euro, straks is dat voor paren ruim 39.000 euro. Ook stijgt het kindgebonden budget voor het tweede kind.

Huishoudens waar één van beide partners werkt, blijven dit keer niet achter bij huishoudens waar beide partners werken. Een stel met een kind, waarvan één partner werkt en 40.000 euro per jaar verdient, gaat er 6,8 procent op vooruit en heeft daarmee over vier jaar 172 euro per maand meer te besteden dan nu. De afgelopen jaren kwam de alleenverdiener er over het algemeen minder goed vanaf dan een stel waarvan beide partners werkten.

 

Afschaffing grens huurtoeslag gunstig

 

Een van de plannen in het regeerakkoord is het afschaffen van de inkomensgrenzen in de huurtoeslag. Nu krijg je bij een bepaald inkomen helemaal geen huurtoeslag meer, vanaf 2021 wordt dat geleidelijk minder. Hoe hoger het inkomen hoe lager de huurtoeslag wordt.

 

Deze maatregel zorgt ervoor dat huishoudens die nu geen recht op huurtoeslag hebben, dat in 2021 wel hebben. Dit kan voor sommige huishoudens heel gunstig uitpakken en meer dan 160 euro per maand schelen. Een alleenstaande oudere met AOW en een aanvullend pensioen van 7500 euro gaat er in 2021 bijna 10 procent op vooruit, dit is 166 euro per maand. Maar als diegene in een woning woonde zonder huurtoeslag zou hij er slechts 1,6 procent, 27 euro per maand, op vooruit gaan.

 

Huiseigenaren lagere koopkrachtstijging dan huurders

 

Uit de berekeningen van het Nibud blijkt dat huishoudens met een eigen woning en hypotheek een iets minder hogere koopkrachtstijging hebben dan niet- woningbezitters met eenzelfde woonlast. Huizenbezitters ondervinden nadeel van de lagere belastingtarieven en van de afbouw van de hypotheekrenteaftrek.
Hoe hoger de hypotheek, hoe kleiner de koopkrachtstijging.

 

Daarnaast wordt vanaf 2019 de wet-Hillen in dertig jaar afgebouwd. Dit betekent dat huishoudens die hun hypotheek volledig hebben afgelost in 2021 10 procent van het eigenwoningforfait moeten optellen bij hun inkomen in box 1. Het effect hiervan is afhankelijk van het inkomen en de waarde van de woning. Het kan variëren van 0 euro, als men niet alle heffingskortingen kan verzilveren, tot bijvoorbeeld min 163 euro per jaar bij een inkomen van 70.000 euro en een woningwaarde van 600.000 euro.

 

Voorbeeldberekeningen

 

Koopkrachtontwikkeling voor 2021 (bedragen netto per maand)

procentueel In euro’s
1. Alleenstaande ouder met 2 kinderen, bijstand 1,2 24
2. Paar zonder kinderen, alleenverdiener € 35.000 7,6 177
3. Paar 2 kinderen, gezamenlijk inkomen € 75.000 4,8 242
4. Alleenstaande AOW-gerechtigde + € 15.000 0,0 0

De achtergronden bij deze voorbeeldberekeningen vindt u in het rapport op nibud.nl. Daarin vindt u voor bijna honderd andere voorbeelden koopkrachtberekeningen. De term koopkrachtontwikkeling staat voor de hoeveelheid goederen en diensten die met het netto inkomen kunnen worden gekocht in vergelijking met vorige jaren.

Koopkrachtcijfers voor 2021

 

Het Nibud geeft als kanttekening bij deze cijfers aan dat er tussen 2017 en 2021 nog veel kan veranderen. De plannen van het kabinet kunnen nog worden gewijzigd gedurende de komende jaren, de economie ontwikkelt zich continu en binnen huishoudens kan er ook nog veel veranderen. Daarom publiceert het Nibud zelf twee keer per jaar koopkrachtplaatjes.

 

In januari 2018 berekent het Nibud hoe de portemonnee van de Nederlandse huishoudens eruit ziet ten opzichte van 2017 en wordt inzichtelijk welke huishoudens volgend jaar rekening moeten houden met een koopkrachtdaling- of stijging.

 

Achtergronden bij de berekeningen

 

De koopkrachtverschillen zijn omgerekend naar gemiddelde maandbedragen. Fiscale voordelen, vakantiegeld, kinderbijslag en dergelijke zijn al bij het netto maandbedrag geteld. Bij de bedragen is het Nibud uitgegaan van een inflatie van 9,3 procent, een stijging van de zorgpremie en bruto loonontwikkeling van 13,2 procent. Alle fiscale regelingen van 2017 tot en met 2021 zijn gebruikt. We zijn er vanuit gegaan dat alle toeslagen en inkomensondersteuning worden aangevraagd. De hier genoemde huishoudens zijn slechts voorbeelden, waarbij de situatie simpel is gehouden. Er is geen rekening gehouden met wijzigingen in de bijzondere bijstand of de gezondheidssituatie van mensen. Er is ook geen rekening gehouden met specifieke aftrekposten of bijtellingen. De berekeningen gaan uit van een huishouden dat niet van samenstelling verandert en waarin ook de arbeidssituatie hetzelfde blijft. In werkelijkheid gebeurt er natuurlijk veel meer in een huishouden. Promotie, veranderen van baan, (gedeeltelijk) stoppen met werken, gezinsuitbreiding e.d. zijn gebeurtenissen die veel meer van invloed zijn op het besteedbare inkomen van huishoudens dan fiscale maatregelen. Als gevolg van het bovenstaande zullen huishoudens zich nooit helemaal herkennen in de hier gegeven voorbeelden.