In vergelijking met inwoners van andere EU-landen kunnen Nederlanders goed overweg met computer en internet. Ruim vier op de tien hebben meer dan basisvaardigheden op dit gebied. Dit meldt CBS, op basis van een enquête over ICT-gebruik.
Samen met Luxemburg, Denemarken en Finland behoort Nederland tot de EU-landen waarvan de inwoners relatief veel ICT-vaardigheden hebben. Van de 16- tot 75-jarige Nederlanders had in 2015 ruim 40 procent meer dan basisvaardigheden, tegen minder dan 30 procent in de EU als geheel. Oost-Europese landen en ook Frankrijk en Italië scoren lager dan het Europese gemiddelde. De ICT-vaardigheden zijn afgeleid van de antwoorden op de vraag welke computer- en internetactiviteiten men recent heeft uitgevoerd.
Zeven op de tien hebben ten minste basisvaardigheden
Het leeuwendeel van de Nederlanders van 12 jaar of ouder bezit ICT-vaardigheden op minimaal basisniveau: in 2015 had ongeveer 30 procent basisvaardigheden en 40 procent meer dan basisvaardigheden in de omgang met computer en internet. Ruim 20 procent had weinig of geen vaardigheden en 10 procent had recent geen internet gebruikt.
Wat mensen kunnen met ICT verschilt sterk naar leeftijd en opleiding. Zo is het percentage met meer dan basisvaardigheden onder jongeren ruim zes keer zo groot als bij ouderen, en bij hoogopgeleiden bijna drie keer zo groot als onder laagopgeleiden. Tussen mannen en vrouwen zijn de verschillen veel kleiner.
Minste vaardigheden in omgang met software
De meeste Nederlanders kunnen goed overweg met informatie en communicatie op internet. Op het gebied van software is dat echter minder: krap de helft beschikte in 2015 over meer dan basisvaardigheden. Een op de vijf had helemaal geen vaardigheden in de omgang met software. Het gaat bijvoorbeeld om het gebruik van programma’s voor tekstverwerking of het maken van presentaties.
Op het gebied van informatie, zoals zoeken via internet, bestanden verplaatsen, en foto’s opslaan in de ‘cloud’ had 80 procent van de Nederlanders meer dan basisvaardigheden. Ook met communicatie (zoals e-mailen, sociale netwerken, bellen via internet) en ‘computers/online diensten’ (bijvoorbeeld online winkelen, apps installeren, online cursus volgen) had een ruime meerderheid vaardigheden die het basisniveau ontstijgen.
Bron: CBS