Dit blijkt uit de publicaties ‘Armoede in Kaart 2018‘ en ‘De SCP-methode voor het meten van armoede: herijking en revisie‘.
Wat we in Nederland verstaan onder een minimale levensstandaard verandert met de tijd. Soms komen er dingen bij die vroeger niet bestonden, zoals het hebben van toegang tot het internet. In andere gevallen worden dingen duurder, zoals het huren van een woning. Om actuele armoedecijfers te rapporteren, kijkt het Sociaal en Cultureel Planbureau dit jaar opnieuw naar wat mensen minimaal nodig hebben en hoeveel dit kost. Ook is opnieuw geïnventariseerd hoeveel mensen nu echt te besteden hebben.
Op basis van de nieuwe uitgangspunten kende Nederland in 2016 ruim 980.000 mensen die in armoede leven. Dit betekent 6% van de bevolking, een flinke daling ten opzichte van 2013, toen dit percentage op 7,6% lag en de periode van economisch herstel nog moest beginnen. Het grootste risico op armoede lopen bijstandsontvangers, niet-westerse migranten en alleenstaande moeders met minderjarige kinderen; van elk van deze groepen is meer dan 15% arm.
Bij het bepalen van wat mensen minimaal nodig hebben staat het niet-veel-maar-toereikendbudget centraal. Hierin is het basisbehoeftenbudget – denk aan uitgaven voor voeding, kleding en wonen – aangevuld met een minimum voor ontspanning en sociale participatie. Het niet-veel-maar-toereikendbudget is nog steeds bescheiden; luxegoederen zoals een auto of een vakantie in het buitenland ontbreken maar er is wel voorzien in bijvoorbeeld familiebezoek of een lidmaatschap van een sportvereniging. De SCP-methode voor het meten van armoede: herijking en revisie gaat uit van een niet-veel-maar-toereikendbudget van 1135 euro per maand voor een alleenstaande. Twee volwassenen hebben niet tweemaal zoveel inkomen nodig als een alleenstaande. Daarom is het budget voor hen 1,37 x zo hoog als voor een alleenstaande.
Het SCP heeft ook opnieuw gekeken naar het besteedbaar inkomen van mensen. Daarbij wordt nu beter rekening gehouden met bijvoorbeeld de huurtoeslag en de uitgaven voor gezondheidszorg en kinderopvang. Ook is een aantal aanvullende armoede indicatoren geïntroduceerd. Hierdoor is het nu mogelijk om ook rekening te houden met eventuele vermogens en schulden van huishoudens.
Hoeveel komt een huishouden tekort?
In 2016 kwam een arm huishouden 2.300 euro per jaar tekort ten opzichte van het niet-veel-maar-toereikendcriterium. Hierbij wordt uitgegaan van het middelste huishouden: bij de helft van de huishoudens is het tekort groter, bij de andere helft kleiner. Het tekort is de laatste paar jaar gestegen: vóór 2015 lag het bedrag veel lager, op ongeveer 1.700 euro per jaar. Een mogelijke verklaring is dat de economische groei heeft geleid tot uitstroom uit de armoede van de mensen met een klein tekort, terwijl de ‘achterblijvers’ in de armoede een groot tekort hebben.
Wie loopt kans op armoede?
Bijstandsontvangers, niet-westerse migranten en alleenstaande moeders met minderjarige kinderen lopen het grootste risico op armoede. Voor de gehele volwassen bevolking lag het gemiddelde in 2016 op 5% maar voor deze groepen was dit respectievelijk 37%, 16% en 16%.
In 2016 waren er 280.000 arme kinderen. Dit is bijna 9% van alle kinderen in Nederland. Ook onder de kinderen zijn er verschillen. Van de kinderen met een niet-westerse achtergrond is 25% arm en van de kinderen uit gezinnen met een bijstandsuitkering leeft 55% in armoede.
Het aandeel armen onder de 65-plussers is 3%, waarmee deze groep ver onder het landelijke gemiddelde blijft. Wel maakt de leeftijd uit: van de ouderen tot 75 jaar verkeert 2% in armoede, bij de 90-plussers is dat 9%. Vanwege alle aanpassingen zijn de gegevens uit Armoede in kaart 2018 niet vergelijkbaar met die uit eerdere armoedepublicaties.
Bron: SCP
Gerelateerd nieuws:
AD: “Dominique en haar zoontjes leven van 90 euro in de week“