De EMU-schuld zal naar verwachting eind 2011 406 miljard euro bedragen. Dit is gelijk aan 66 procent van het bruto binnenlands product (BBP). De EMU-schuld bedroeg eind 2009 348 miljard euro (61 procent BBP) en zal naar verwachting eind 2010 382 miljard euro bedragen (64 procent BBP).
De EMU-schuld is het totaal van alle uitstaande leningen die ten laste komen van de collectieve sector; het Rijk, de sociale fondsen en de lokale overheden (minus hun onderlinge schuldverhoudingen). De staatsschuld is het grootste deel van de EMU schuld (circa 80 procent). Voor 2011 wordt de staatsschuld geraamd op 338 miljard euro. De staatsschuld bedroeg eind 2009 282 miljard euro en zal naar verwachting eind 2010 317 miljard euro bedragen.
De totale rentelasten nemen in 2011 toe omdat de staatsschuld toeneemt, maar worden gematigd door de relatief lage renteniveaus. De rentelasten bestaan uit de rente op de staatsschuld en de overige betaalde rente, bijvoorbeeld in het kader van schatkistbankieren. Daarnaast zijn er rentebaten uit verstrekte leningen en het tijdelijk uitzetten van kasoverschotten. De rentelasten bedragen in 2011 naar schatting 12,9 miljard euro netto, waarvan 11,3 miljard euro rente op de staatsschuld.
De doelstelling schuldfinanciering tegen zo laag mogelijk rentekosten onder acceptabel risico voor de begroting is vanaf 2008 vormgegeven met een 7-jaars gecentreerde portefeuille als benchmark. De feitelijke financiering omvat leningen van verschillende looptijden (korter dan één jaar op de geldmarkt en 3, 5, 10 en 30 jaar op de kapitaalmarkt). Met behulp van renteswaps wordt het renterisico naar 7 jaar gebracht.
Jaarlijks wordt achteraf nagegaan in hoeverre het resultaat op de feitelijke schuldportefeuille het resultaat van de benchmark heeft benaderd. Het kader voor renterisicomanagement wordt elke vier jaar geëvalueerd. Vanwege het aantreden van een nieuw kabinet en de aanzienlijk gewijzigde begrotingssituatie wordt al in 2010 aan de evaluatie begonnen. De nieuwe minister van Financiën kan dan over het nieuwe risicokader besluiten.
Bron: De Nederlandse Bank