Het fenomeen nakosten houdt deurwaardersland al jaren bezig. Wanneer mag de deurwaarder nakosten in rekening brengen en hoeveel, en moet de rechter eerst toestemming verlenen? Etc. De Hoge Raad en de voorzieningenrechter Amsterdam scheppen duidelijkheid. Het in rekening brengen van nakosten wordt makkelijker en zal misschien wel standaard gaan gebeuren. Het is belangrijk dat hulpverleners dit kritisch volgen en indien nodig bezwaar maken.
Gebruikelijke kosten
Bij de invordering van schulden worden verschillende kosten gemaakt en in rekening gebracht. De volgende kostensoorten zijn gebruikelijk:
1. incassokosten
De kosten die gemaakt worden om een vordering zonder gerechtelijke procedure te innen (d.w.z. de buitengerechtelijke kosten).
2. proceskosten
Dit zijn de kosten voor dagvaarding, griffierecht en het salaris van de gemachtigde die namens de schuldeiser optreedt. De rechter bepaalt de hoogte van de proceskosten.
3. executiekosten
Dit zijn de kosten die de deurwaarder in rekening brengt om een veroordelend vonnis ten uitvoer te leggen, zoals kosten voor het leggen van beslag. Deze executiekosten worden in mindering gebracht op de opbrengst van het beslag.
Wat zijn nakosten?
Naast deze gebruikelijke kosten brengt de deurwaarder soms ook soms ook ‘nakosten' in rekening. Dit zijn ná de uitspraak, doch vóór de executie ontstane kosten. Het gaat hier om kosten voor onder andere de volgende werkzaamheden:
– bestuderen van het vonnis;
– informeren van de schuldeiser;
– overleg over de wijze van incasso.
Ook voor standaard werkzaamheden?
De meeste procedures om schulden te innen zijn vrij standaard. Het verloopt via gestandaardiseerde processen, waarbij de debiteur meerstal niet eens komt opdagen.
Je kunt je dan toch afvragen of het bestuderen van zo'n verstekvonnis en het informeren van de schuldeiser veel tijd en moeite kost. Het Hof Amsterdam heeft echter in juli 2007 geoordeeld dat voor toewijzing van nakosten niet als voorwaarde geldt dat de schuldeiser bijzondere inspanningen moet hebben verricht. En dat er sprake is van geautomatiseerde en/of gestandaardiseerde werkzaamheden staat evenmin aan de toewijsbaarheid van de nakosten in de weg. De reden hiervoor is dat ook "het verwezenlijken en in stand houden en het bedienen van een geautomatiseerd systeem de nodige kosten met zich meebrengen."
Ondanks dit arrest is de jurisprudentie nog steeds verschillend en stelt de ene kantonrechter wel en de andere geen extra voorwaarde m.b.t. de verrichte werkzaamheden.
Een bevelschrift nodig?
Een ander vraagstuk m.b.t. nakosten is of een veroordelend vonnis voldoende is om nakosten in rekening te mogen brengen. Het Hof Den Bosch oordeelde in oktober 2005 van niet. Wanneer de schuldeiser de nakosten bij de debiteur in rekening wilde brengen moest hij bij de rechter om een speciaal bevelschrift verzoeken. Pas wanneer deze werd verleend konden de nakosten op de debiteur worden verhaald. Sommige deurwaarderskantoren hebben sindsdien hun werkproces zodanig ingericht dat er standaard om een bevelschrift wordt gevraagd.
Inmiddels is duidelijk dat de Hoge Raad anders oordeelt dan het Hof Den Bosch: Als de rechter in het vonnis geen nakosten heeft begroot wil dat niet zeggen dat de executoriale titel niet tevens de nakosten omvat. De kosten mogen dus in rekening worden gebracht. Alleen wanneer de debiteur de hoogte van de nakosten betwist moet de schuldeiser deze alsnog via de bevelschriftprocedure door de rechter laten begroten.
Proefprocedure
Het arrest van de Hoge Raad vormde voor de beroepsorganisatie voor deurwaarders (KBvG) reden om een proefprocedure te starten. De tenuitvoerlegging van een vonnis afhankelijk van de vraag of de debiteur wel of geen bezwaar maakt tegen de nakosten, is niet goed werkbaar. Dit zou betekenen dat de deurwaarder voor het gedeelte dat betrekking heeft op de nakosten een soort van voorwaardelijk beslag legt. De voorzieningenrechter Amsterdam heeft op 23 december 2010 kortweg het volgende bepaald:
1. Wanneer de schuldeiser de nakosten vergoed wil hebben, moet de deurwaarder deze meenemen in de tenuitvoerlegging.
2. Voor kantonprocedures is de hoogte van nakosten redelijk, wanneer deze niet meer bedraagt dan 50% van het voor rechtbankprocedures geldende liquidatietarief. Dit komt neer op € 192.
3. Wanneer de schuldeiser een hoger bedrag in rekening wil brengen, moet de deurwaarder de debiteur er op wijzen dat hij de kosten kan betwisten.
4. Bij buitensporige nakosten kan de deurwaarder ook zelf een procedure starten, het zogenaamde deurwaardersrenvooi.
Hoe gaan kantonrechters oordelen?
Het is de vraag hoe kantonrechters, na de uitspraak van de voorzieningenrechter Amsterdam en het arrest van de Hoge Raad, gaan oordelen over nakosten. Worden de nakosten voor standaardwerkzaamheden toegewezen, of moeten er toch noemenswaardige werkzaamheden tegenover staan? En als het wordt toegewezen, hoeveel dan? Een bedrag aan nakosten ad € 192 is vrij hoog.
Zolang niet duidelijk is hoe kantonrechters gaan oordelen blijft bezwaar maken zinvol.
De schuldeiser c.q. deurwaarder zal dan bij de kantonrechter om een bevelschrift moeten vragen. Het is mogelijk om op dit verzoekschrift schriftelijk te reageren, bijvoorbeeld door aan te geven:
– dat het slechts standaard werkzaamheden betreffen;
– dat de hoogte van de kosten niet in verhouding staan tot de werkzaamheden.
Op www.schuldinfo.nl houdt auteur Andre Moerman bij hoe de verschillende kantonrechters oordelen. Heeft u voorbeelden? Stuur deze dan naar: info@schuldinfo.nl
Bron: www.schuldinfo.nl