De meeste werknemers zien in 2015 een hoger nettoloon terug op hun salarisstrook. Met name de inkomens tussen 2.000 en 6.500 euro profiteren van hogere heffingskortingen waardoor minder belasting verschuldigd is.
Een modaal loon (2.662 euro) stijgt met zo’n 12 euro netto per maand. Anderhalf keer modaal krijgt er netto 45 euro bij en iemand met een inkomen van twee keer modaal ziet zijn nettoloon met iets meer dan 60 euro stijgen. Werknemers die tot 19.462 euro per jaar verdienen (zoals parttimers), vallen daarentegen terug in hun nettoloon. Dat wordt gecompenseerd bij de aangifte inkomstenbelasting: zij hebben over het algemeen recht op een teruggaaf.
Heffingskortingen inkomensafhankelijk
Hoewel de meeste lonen op de maandelijkse salarisstrook stijgen, wordt deze toename over een heel jaar bezien getemperd. De heffingskortingen zijn namelijk inkomensafhankelijk: hoe hoger het loon, hoe lager de korting. De afbouw in deze kortingen zorgt er ook voor dat er netto minder overblijft van bijzondere beloningen, zoals vakantiegeld. Dit blijkt uit berekeningen die HR- en salarisdienstverlener ADP uitvoerde op basis van de belastingtarieven, pensioenpremies en andere premies en heffingen van 2015. ADP verzorgt maandelijks de salarisstrook van 1,4 miljoen Nederlandse werknemers.
Grootste netto stijging in bouwsector
Van de door ADP gemeten sectoren, gaan werknemers in de bouwsector met een loon per 4 weken van 3.500 tot 5.000 euro er relatief het meest op vooruit. Bij iemand in deze branche met een inkomen van anderhalf keer modaal stijgt het nettoloon met 3,38%. Dalende pensioenpremies en een flink hogere arbeidskorting zijn de belangrijkste oorzaken. Een werknemer in de Metaal & Techniek met een maandloon van 1.250 euro ziet zijn nettoloon met 9 euro dalen, maar heeft wel recht op een teruggaaf van circa 220 euro volgend jaar. Per saldo betekent dit dus toch een kleine vooruitgang.
Netto achteruitgang lagere lonen; belastingaangifte steeds bepalender
Opvallend is dat de lagere lonen tot 1.500 euro per maand er op de salarisstrook niet op vooruit gaan. Dat komt omdat vanaf 2015 de arbeidskorting wordt berekend over het ‘kale’ maandloon. In voorgaande jaren werd dit loon fictief verhoogd met 8% vakantietoeslag voor de berekening van de arbeidskorting. Deze groep krijgt dus via het salaris minder arbeidskorting dan waar recht op is. Over het algemeen kan dat gecompenseerd worden via de aangifte inkomstenbelasting. Punt is dan wel dat deze werknemers zelf goed in de gaten moeten houden dat zij in 2016 een aangifte over 2015 bij de Belastingdienst indienen.
“Het principe dat je over je loon nagenoeg hetzelfde bedrag aan belasting betaalt als dat je over dat loon bent verschuldigd, wordt steeds meer losgelaten,” concludeert Dik van Leeuwerden, manager van het Kenniscentrum Wet- & Regelgeving bij ADP. “Steeds vaker moet de belasting via de inkomstenbelasting worden gecorrigeerd. Dat leidt tot meer administratieve lasten bij werkgevers en werknemers, maar ook bij de Belastingdienst. Met name werknemers met een loon lager dan 19.462 euro per jaar moeten volgend jaar extra alert zijn en belastingaangifte over 2015 doen.”
De maandelijkse loonstrook geeft ook voor de werknemers met een loon van meer dan 20.000 euro geen volledig beeld weer. Juist de heffingskortingen, en dan met name de afbouw daarvan bij een hoger loon, verstoren het beeld.
Vanaf 2015 wordt ook bij bijzondere beloningen namelijk rekening gehouden met de afbouw van de heffingskortingen. “Dit moet voorkomen dat je na afloop van het jaar nog een bedrag moet bijbetalen of minder terug krijgt,” zegt Van Leeuwerden. “Maar het betekent wel dat de werknemers die het betreffen, netto minder overhouden van bijzondere beloningen, zoals vakantiegeld.”
Iemand met een modaal inkomen houdt zo’n 59 euro minder over van het vakantiegeld dan het jaar daarvoor. De netto vooruitgang op jaarbasis van 148 euro wordt dus getemperd met deze 59 euro. Een werknemer met anderhalf keer een modaal inkomen houdt netto zelfs 242 euro minder over van de vakantietoeslag. Deze inkomensgroep heeft namelijk te maken met zowel de afbouw van de algemene heffingskorting van 2,32% als met de afbouw van de arbeidskorting van 4%. Hierdoor wordt er geen 42%, maar 48,32% belasting ingehouden op bijzondere beloningen.
Zorg en Welzijn: lagere pensioenpremie zorgt voor hoger nettoloon
Een werknemer in de sector Zorg & Welzijn met een modaal inkomen gaat er per maand 19 euro op vooruit. Dat is meer dan bij het algemene beeld en wordt veroorzaakt door een lagere pensioenpremie: die is per maand bij een modaal inkomen ongeveer 10 euro lager dan in 2014.
Ambtenaren: fors lagere pensioenpremie
Ook voor werknemers in dienst van de overheid wijkt het beeld iets af van het algemene beeld. Een ambtenaar met een modaal loon gaat er 27 euro op vooruit. Lagere belastingen leveren nog net geen 1 euro extra op. Met name de lagere pensioenpremie van 26 euro per maand bij een modaal inkomen, zorgt voor de toename van het nettoloon.
Transport: lagere belasting voornaamste oorzaak loonstijging
Bij de sector Transport is een vergelijkbare trend waarneembaar als bij de andere sectoren en het algemene beeld. Een modaal loon stijgt met 15 euro. Dit komt voornamelijk door een lagere belasting (11 euro) en een iets lagere pensioenpremie (4 euro). De pensioenpremie daalt in deze sector minder in vergelijking met andere branches.
Bouw: geen terugval vakantiegeld
Voor de bouwsector is gerekend met een loon per vier weken. Ook hier is de algemene conclusie dat de loonstrook een positief beeld geeft. Een modaal loon stijgt met 19 euro, voornamelijk door een lagere pensioenpremie (17 euro) en anderzijds door lagere belastingen (2 euro). Voor de bouwsector geldt dat werknemers niet te maken krijgen met minder vakantiegeld. Voor hen wordt per periode een bedrag voor vakantiedagen en vakantiegeld gereserveerd waar direct al belasting over wordt betaald. Dat zorgt er bovendien voor dat, in tegenstelling tot andere sectoren, voor werknemers in de bouw met een minimumloon niet te weinig arbeidskorting wordt verrekend.
Door de bijtelling van vakantiedagen en vakantietoeslag wordt de arbeidskorting al over dit hogere loon berekend. Vanaf een inkomen van 5.500 euro per vier weken, tonen de berekeningen een opvallend sterke terugval in de nettostijging van het loon. Waar iemand met een loon van 5.500 euro zijn nettoloon met 2,93% ziet stijgen, is de nettoloonstijging bij een inkomen van 6.750 euro nog maar 0,84%. Dit komt doordat deze werknemers te maken krijgen met een hogere terugval van de arbeidskorting in vergelijking met vorig jaar.
Metaal en Techniek: hogere lonen profiteren van gunstiger pensioen
Van alle gemeten sectoren, ligt de grootste achteruitgang bij een werknemer in de sector Metaal & Techniek met een maandloon van 1.250 euro. Deze werknemer levert 9 euro in, maar heeft wel recht op een teruggaaf van circa 220 euro volgend jaar. Per saldo is er dus toch sprake van een vooruitgang. Voor de overige inkomens geldt een gelijk beeld: de meeste werknemers gaan erop vooruit.
Een modaal loon stijgt met 14 euro, voornamelijk omdat er minder belasting is verschuldigd (13 euro). Een inkomen van anderhalf keer modaal stijgt netto met 36 euro en twee keer modaal krijgt er maandelijks 64 euro bij. Werknemers met een loon vanaf 6.250 euro profiteren relatief meer van de dalende pensioenpremies. Dit komt omdat het maximum pensioengevend loon in deze regeling is teruggebracht van 80.000 naar 70.000 euro per jaar.
Verantwoording
Bij de berekeningen is uitgegaan van pensioenregelingen van ABP, Zorg & Welzijn (voorheen PGGM), Bouw, Transport en Metaal & Techniek. Waar wordt gesproken over pensioenpremies, zijn ook andere verplichte inhoudingen zoals WIA-bodem en WGA-hiaat verzekering in de berekeningen opgenomen. ABP pensioenregelingen gelden voor diverse sectoren. ADP is uitgegaan van de sector ‘overheid, onderwijs’. Voor Zorg & Welzijn is gekeken naar ‘kinderopvang’. Voor de sector Transport is uitgegaan van Beroepsgoederenvervoer. Voor de sector Bouw is gerekend met lonen per vier weken.
Bron: ADP