In 2017 kwamen bijna 100 duizend woningen die geen eigendom waren van een woningcorporatie in gebruik als huurwoning. Dit waren allemaal voormalige koopwoningen. Anderzijds werden 73 duizend niet-corporatiewoningen onttrokken aan de huurmarkt. Het werden koopwoningen, met de eigenaar als bewoner. Dat blijkt uit onderzoek van het CBS naar eigendomsmutaties op de woningmarkt, bekostigd door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Eigendomsmutaties zijn verschuivingen van woningen tussen de drie eigendomscategorieën: koop, huurwoningen van corporaties en huurwoningen die niet in eigendom zijn van corporaties (overige verhuur). Bij deze laatste groep gaat het om woningen met als eigenaar een particulier, bedrijf of institutionele belegger. Om te bepalen of er sprake is van een eigendomsmutatie, wordt de situatie van een woning op 1 januari vergeleken met de situatie op 1 januari van het vorige jaar. De grootste stromen op de woningmarkt betreffen mutaties van koopwoningen naar overige huurwoningen, en andersom. Dit zijn ook de twee stromen die in het onderzoek onder de loep zijn genomen.
Groei aantal koopwoningen dat wordt verhuurd
Vooral het aantal koopwoningen dat naar overige verhuur gaat is de laatste jaren toegenomen. In 2014 ging het om ruim 62 duizend voormalige koopwoningen die te huur kwamen, in 2017 was dat aantal gestegen tot bijna 100 duizend woningen. De stroom andersom, niet-corporatie huurwoningen die koopwoningen werden, nam ook toe, maar wel minder hard.
Overige huurwoningen die in 2016 op de markt kwamen meestal van particulieren
Meer gedetailleerde informatie over verhuurders is over 2017 nog niet beschikbaar, wel over 2016. In dat jaar kwamen 78 duizend koopwoningen op de markt als overige huurwoningen. Circa 90 procent daarvan is van particulieren. Dat wil zeggen dat de eigenaar een natuurlijke persoon is en geen bedrijf of institutionele belegger. Van deze particuliere huurwoningen stond 18 procent in één van de vier grote steden.
Meest dertigers en veertigers onder nieuwe eigenaren
Onder de eigenaren van de particuliere huurwoningen die in 2016 op de markt kwamen, kwamen dertigers en veertigers het meeste voor. Jongere en oudere eigenaren (ouder dan 60) kwamen veel minder vaak voor. Hiermee zijn de eigenaren van ‘nieuwe’ particuliere huurwoningen gemiddeld jonger dan de volledige groep eigenaren van particuliere huurwoningen. Van deze laatste groep is meer dan de helft 45-plusser [link naar nieuwsbericht 1 april]. Van bijna 6 duizend eigenaren van nieuwe particulier verhuurde woningen is hun leeftijd onbekend. Het gaat dan om eigenaren die niet (meer) in Nederland wonen. Dit kunnen zowel Nederlanders als niet-Nederlanders zijn.
Helft woningen staat in woongemeente verhuurder
Van de woningen die gedurende 2016 overgingen van koop naar particuliere huur stond iets meer dan de helft (54 procent) in de woongemeente van de eigenaar. In de vier grote steden werd juist de meerderheid van de woningen (52 procent) verhuurd door een eigenaar die niet in die gemeente woonde.
Drie kwart nieuwe eigenaren werknemer of zelfstandige
Eigenaren die een woning verkregen uit de stroom van koop naar particuliere huur in 2016 waren in drie kwart van de gevallen werknemer of zelfstandige. Voor 1 op de 10 eigenaren kwam het inkomen uit het pensioen. Die verhouding komt redelijk overeen met die van alle huishoudens in Nederland.
Bij de volledige groep eigenaren van particulier verhuurde woningen is die verdeling anders. Een kleiner deel heeft een inkomen als werknemer (37 procent) en een groter deel een inkomen als zelfstandige (27 procent). Ook heeft een groter deel een pensioenuitkering (1 op de 5).
Bron: CBS