Nederlandse bedrijven verhandelden met buitenlandse bedrijven voor 4,3 miljard euro aan bouw- en baggerdiensten in de eerste drie kwartalen van 2018. Dit bedrag is nog nooit zo hoog geweest. Dat meldt het CBS op basis van de nieuwste cijfers over de internationale handel in diensten.
Van de 4,3 miljard euro die omgaat in de internationale handel in bouw- en baggerdiensten is ongeveer 2,1 miljard import en 2,2 miljard export. Bij import gaat het om betalingen aan buitenlandse bedrijven voor bouwactiviteiten in Nederland of het inkopen van goederen of diensten ter ondersteuning van buitenlandse bouw- en baggerprojecten. Bij export gaat het om ontvangsten van buitenlandse bedrijven voor Nederlandse bouwactiviteiten in (vooral) het buitenland.
In vergelijking met de eerste drie kwartalen in 2017 is de import 30 procent hoger en de export 18 procent. De import in 2018 is een recordbedrag over drie kwartalen gemeten, de export was alleen in 2015 iets hoger.
Bouwdiensten zijn van nature volatiel, doordat het vaak om projecten gaat. De in- en uitvoergroei in 2018 hangt samen met de start van een aantal grote nieuwe projecten. Het gaat dan vooral om het (laten) bouwen van windmolens en het (laten) installeren van verschillende soorten machines en productiestraten.
Meer export naar Duitsland, VK en Denemarken
Met name in Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Denemarken is de bouwactiviteit van Nederlandse bedrijven toegenomen, vergeleken met vijf jaar geleden. Het Duitse aandeel in de export nam toe van 18 procent in 2014 tot 25 procent in 2018, het Britse aandeel van 9 naar 19 procent en het Deense aandeel van 1 naar 7 procent. De drie landen zijn nu samen met België de belangrijkste klanten van Nederlandse bouwers en baggeraars. Het land met het grootste aandeel buiten de EU is de Verenigde Arabische Emiraten (3 procent). Hier gaat het om Nederlandse verdiensten als het aanleggen van palmeilanden in Dubai.
Meer import uit Frankrijk en Roemenië
Ook bij de import van bouw- en baggerdiensten is Duitsland de belangrijkste handelspartner (23 procent), nu gevolgd door België (12 procent), het Verenigd Koninkrijk (11 procent), Frankrijk (6 procent) en Roemenië (5 procent). Duitsland en België zijn minder belangrijk geworden als leverancier, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Roemenië juist belangrijker. Met name de betalingen aan Franse bedrijven (aandeel van 2 procent in 2014 naar 6 procent in 2018) en Roemeense bedrijven (van 0,4 naar 5 procent) zijn fors toegenomen.
Bron: CBS