In 2018 waren er bijna 3,3 miljoen paren waarvan één of beide partners werkten. Anderhalfverdieners, waarbij de ene partner voltijds (35 uur of meer) en de andere deeltijds werkt, is het verdienerstype dat bij deze stellen het meest voorkomt. Steeds vaker gaat het om ‘grote’ anderhalfverdieners, waarbij de deeltijds werkende partner 20 tot 35 uur per week werkt. Dit meldt het CBS in de publicatie Trends in Nederland 2019.
Het aandeel ‘grote’ anderhalfverdieners nam sinds 2003 toe van 27 procent naar 36 procent. Tegelijkertijd daalde het aandeel ‘kleine’ anderhalfverdieners, met een partner in een deeltijdbaan van minder dan 20 uur per week. Ook het percentage eenverdieners was in 2018 aanzienlijk lager dan vijftien jaar eerder.
Vooral paren met jonge kinderen
Paren van wie het jongste kind nog geen twaalf jaar is, zijn relatief vaak ‘grote’ anderhalfverdieners. In 2018 ging het om 46 procent. Er zijn daarbij wel aanzienlijke verschillen naar onderwijsniveau. Is de moeder laagopgeleid, dan hoort 26 procent van de desbetreffende stellen tot de grote anderhalfverdieners; bij een hoogopgeleide moeder is dat 52 procent. Bij laagopgeleide paren werkt relatief vaak maar één partner. Paren zonder jonge kinderen zijn relatief vaak een- of tweeverdieners met een voltijdbaan.
Moeders met jonge kinderen werken meer
Tussen 2003 en 2018 nam de gemiddelde arbeidsduur van moeders met jonge kinderen toe met ruim 6,5 uur per week. Dit hangt samen met het toegenomen onderwijsniveau: er zijn meer hoogopgeleide moeders en die werken meer uren per week dan laagopgeleide moeders. Bovendien is de gemiddelde arbeidsduur van hoogopgeleide moeders sterker toegenomen. De arbeidsduur van vaders nam af gedurende de economische crisis. Hoewel de gemiddelde arbeidsduur weer toeneemt, was deze vorig jaar nog een half uur per week korter dan in 2003. Paren met jonge kinderen werkten in 2018 samen gemiddeld ruim 60 uur per week, 6 uur meer dan vijftien jaar eerder.
Bron: CBS