Hoe kan het mbo het beste studenten opleiden voor de banen van morgen? Dat heeft het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) onderzocht.
In de publicatie ‘Beroep op het mbo’ concluderen de onderzoekers onder meer dat vakonderwijs weliswaar de kern van het mbo blijft, maar dat alleen vakkennis en vakvaardigheden in de toekomst niet genoeg zijn en dat er te veel aandacht uitgaat naar de ondersteunende vakken taal en rekenen. Naast vakvaardigheden zijn vooral persoonlijkheidskenmerken en hogere orde (denk)vaardigheden belangrijk. Voor echte vakmensen zal er altijd plaats zijn op de arbeidsmarkt menen de betrokkenen.
Op basis van enquêtes, analyse van reeds eerder verzamelde gegevens en gesprekken met sleutelpersonen, komen in ‘Beroep op het mbo’ docenten, leidinggevenden, studenten en intermediairs aan het woord over de responsiviteit van het mbo. Tegen de achtergrond van een sterk veranderende arbeidsmarktsituatie in het middensegment, onderzocht het SCP hoe betrokkenen in het mbo de kansen inschatten voor mbo’ers. Het mbo is immers de onderwijssoort die bij uitstek opleidt voor dat middensegment.
De focus in dit rapport ligt op het onderwijs zelf.
De veranderende arbeidsmarkt stelt nieuwe eisen aan het mbo
Van de professionals die in het mbo werken als docent of leidinggevende vindt 43% dat het mbo nog te veel aanbodgericht is. Het mbo zou wendbaarder moeten zijn om beter in te kunnen spelen op de veranderingen die zich voordoen op de arbeidsmarkt. Hoewel het mbo op verschillende manieren actualiteit en innovatie in het opleidingsaanbod en onderwijs probeert te organiseren, lukt dat nog niet overal even goed. Men zoekt nog naar meer mogelijkheden tot samenwerking met het bedrijfsleven juist met het oog op vernieuwing, en de professionalisering van docenten is soms nog te vrijblijvend.
Docenten en leidinggevenden betwijfelen of keuzedelen in de opleiding de responsiviteit van het mbo vergroten. De keuzedelen zijn volgens hen niet altijd gericht op wat de regionale arbeidsmarkt vraagt. Het verbreden van opleidingen draagt daar volgens sommige professionals wel aan bij, maar volgens anderen juist niet.
Breed palet aan vaardigheden biedt de mbo’ers meer garantie
Vakkennis en vakvaardigheden zijn belangrijk. Daarnaast hebben mbo’ers echter meer vaardigheden nodig: voor een goede start op de arbeidsmarkt, maar vooral voor hun blijvende inzetbaarheid in de toekomst. Volgens oud-studenten hebben ze in hun huidige baan naast vakvaardigheden bijvoorbeeld ook sociaal-emotionele vaardigheden nodig. Taal en rekenen vinden zij nog het minst belangrijk om te kunnen functioneren in hun huidige baan.
Financiële vaardigheden en ondernemersvaardigheden vinden de professionals in het mbo niet zo belangrijk, terwijl veel mbo’ers toch als zzp’er aan de slag zullen gaan.
Zorgen in het mbo
Docenten en leidinggevenden maken zich zorgen over de toekomst van mbo’ers op niveau 2. Men denkt dat er juist op dat niveau veel werk zal verdwijnen, of dat de eisen van de arbeidsmarkt voor hen te hoog komen te liggen. Voor de hogere niveaus vreest men voor verdringing door hbo-opgeleiden. Docenten maken zich zorgen over kwetsbare jongeren die moeilijk mee kunnen komen in het mbo en extra begeleiding nodig hebben. De eisen die worden gesteld, zijn voor hen vaak niet haalbaar; afstromen naar een lager niveau is niet altijd mogelijk, en een deel van de jongeren valt voortijdig uit.
Specifieke karakter van het beroepsonderwijs staat onder druk
Meer dan 60% van de professionals in het mbo vindt dat het echte vakonderwijs onder druk staat. Docenten zijn van mening dat te veel aandacht in het mbo uitgaat naar taal en rekenen. Veel studenten kunnen volgens hen niet voldoen aan de strengere eisen die aan het beheersen van taal en rekenen worden gesteld; voor sommige studenten vormt dat een serieus struikelblok. Bovendien zijn veel opleidingen verkort of verbreed waardoor de beroepsvorming in de knel komt. Er blijft eenvoudigweg minder tijd over voor het aanleren van vak(technische) vaardigheden. Het gevolg is volgens de professionals dat studenten minder vak-deskundig zijn als ze starten op de arbeidsmarkt.
Studenten maken zich soms zorgen, maar zijn ook positief
Meer dan de helft van de studenten maakt zich (soms of zelfs vaak) zorgen over hun eigen toekomst: of ze een baan kunnen vinden en houden; of het werk hen bevalt; en of ze wel genoeg kunnen verdienen. Toch vertrouwt 60% van de studenten er op dat er voor echte vakmensen altijd werk zal zijn en dat meent ook meer dan 80% van de professionals. Zij zijn daarmee positiever over het toekomstperspectief van mbo-opgeleiden dan de studenten zelf.
Bijna 90% van de professionals vindt dat vakmanschap de kern van het mbo is én blijft. Ze menen dat de ambachtseconomie voor Nederland belangrijk blijft en dat het mbo daarom ook toekomst heeft. Wel vindt 63% van de studenten dat de maatschappelijke waardering in Nederland voor mbo-opgeleiden nog te kort schiet.