De loonkloof tussen mannen en vrouwen is ook in de coronajaren 2020 en 2021 kleiner geworden. Het gemiddelde bruto-uurloon van vrouwen was in 2021 13 procent lager dan het gemiddelde bruto-uurloon van mannen. Dit percentage wordt elk jaar kleiner. Dat meldt het CBS op basis van nieuwe cijfers.
In de vandaag verschenen CBS-publicatie De arbeidsmarkt in cijfers 2021 wordt niet alleen gekeken naar het verschil tussen de gemiddelde uurlonen, maar ook naar de verdeling rond deze gemiddelden. Vooral mannen in voltijdbanen hebben vaker een hoog uurloon.
In 2021 was het gemiddelde jaarloon (inclusief bijzondere beloningen) van vrouwen 36 procent lager dan dat van mannen. Twee derde van dit loonverschil wordt verklaard doordat vrouwen minder uren werken. Mannen werken in een werknemersbaan gemiddeld 33 uur per week, vrouwen 25 uur.
Het verschil in uurlonen is daarom veel kleiner: het gemiddelde uurloon van vrouwen was 13 procent lager dan dat van mannen. Voor een deel is dit verschil in uurlonen het gevolg van een andere samenstelling van de groepen werkende mannen en vrouwen. Voor deze verschillen is in dit cijfer niet gecorrigeerd.
Verschil in gemiddelde uurlonen steeds kleiner
In de loop van de tijd is het verschil in gemiddelde uurlonen steeds kleiner geworden. Hierbij speelt een rol dat vrouwelijke werknemers tegenwoordig hoger opgeleid zijn dan mannelijke. In de leeftijdsgroepen tot 50 jaar zijn er meer hoogopgeleide vrouwelijke werknemers dan hoogopgeleide mannelijke werknemers. Voor de 50-plussers geldt het tegenovergestelde. Ongeveer tien jaar eerder lag die grens nog bij 40 jaar.
Mede als gevolg hiervan is het verschil in de gemiddelde uurlonen van mannen en vrouwen in tien jaar tijd teruggelopen van 18 procent naar 13 procent. Vanaf 1995 wordt het loonverschil tussen mannen en vrouwen gemiddeld 0,5 procentpunt per jaar kleiner. Ook in de coronajaren is het verschil in gemiddelde lonen verder afgenomen.
Gemiddeld uurloon
De loonkloof tussen mannen en vrouwen wordt berekend als het gemiddelde uurloon van vrouwen ten opzichte van het gemiddelde uurloon van mannen. In 2021 verdienden mannen gemiddeld 25,84 euro per uur, vrouwen 22,42 euro, dus 13 procent minder. Zowel bij mannen als bij vrouwen lopen de uurlonen die individuele personen verdienen sterk uiteen. Deze verschillen hangen samen met persoonskenmerken (zoals onderwijsniveau en leeftijd) en het werk dat zij doen.
Mannen oververtegenwoordigd bij hoge lonen
Het verschil tussen mannen en vrouwen zit vooral in de banen met een loon van meer dan 32 euro per uur; in die banen zijn mannen oververtegenwoordigd in de loonverdeling.
In 85 procent van de banen wordt minder verdiend dan 33 euro per uur. Bij deze lager betaalde banen zijn de gemiddelde uurlonen van mannen en vrouwen per saldo nagenoeg gelijk aan elkaar. Dat het gemiddelde uurloon voor het totaal van de vrouwen lager is dan voor mannen wordt dus verklaard door de oververtegenwoordiging van mannen in de hoger betaalde banen.
Hoogbetaalde banen
In totaal zijn er 1,3 miljoen werknemersbanen waarin meer dan 32 euro per uur wordt verdiend. Daarvan wordt twee derde bezet door mannen. Daardoor heeft 20 procent van de mannelijke werknemers een hoogbetaalde baan, tegen 10 procent van de vrouwelijke.
Hoge uurlonen worden vooral verdiend in voltijdbanen. Een kwart van de mannen met een voltijdbaan is hoogbetaald. Bij vrouwen met een voltijdbaan is dat 19 procent. In deeltijdbanen is het aandeel met een hoog uurloon veel lager; dat geldt zowel voor mannen als voor vrouwen: 12 procent van de deeltijdbanen van mannen is hoogbetaald, tegen 7 procent van de deeltijdbanen van vrouwen.
Vooral in financiële dienstverlening vaak hoogbetaald
Afgezet tegen het totaal aantal banen van werknemers per bedrijfstak telt de financiële dienstverlening de meeste hoogbetaalden: in 44 procent van de banen in die bedrijfstak wordt meer dan 32 euro per uur verdiend. Ook in de informatie en communicatie, het openbaar bestuur en het onderwijs verdient minstens een kwart meer dan 32 euro per uur. Bij de horeca geldt dat slechts voor 1 procent van de banen.
Binnen de financiële dienstverlening is het verschil tussen mannen en vrouwen het grootst. Terwijl 55 procent van de mannen in deze bedrijfstak hoogbetaald is, geldt dat maar voor 28 procent van de vrouwen.
Doordat in de zorg veel vrouwen werken, zijn zij ook sterk vertegenwoordigd binnen de groep hoogbetaalde werknemers: twee op de drie hoogbetaalden binnen de zorg is een vrouw. Toch hebben de mannen die in de zorg werken relatief vaker een hoogbetaalde baan: 23 procent van de mannen in de zorg is hoogbetaald, tegen 8 procent van de vrouwen in deze bedrijfstak.
Bron: CBS