De loonkloof tussen de top en de doorsnee werknemers van de duizend grootste bedrijven in Nederland is weer gegroeid. In 2015 was het brutojaarsalaris van de vijf topverdieners per bedrijf 6,1 keer zo hoog als het salaris van de doorsnee voltijdwerknemers bij deze bedrijven. In 2010 was de loonkloof nog 5,5. Dat meldt CBS op basis van het jaarlijks onderzoek naar de beloning van werknemers.
De verschillen in lonen op brutobasis zijn groter dan die op nettobasis. Als wordt uitgegaan van nettolonen in plaats van brutolonen, is de gemiddelde loonkloof bij de grootste duizend bedrijven ongeveer 4,4 in plaats van 6,1. Het nettoloon in deze berekening is het brutoloon verminderd met de werknemerspremies voor pensioen of vut, de ingehouden inkomensafhankelijk bijdrage voor de Zorgverzekeringswet en de loonbelasting/premie volksverzekeringen. Er is geen rekening gehouden met andere toeslagen en belastingen. Ondanks dat de gemiddelde loonkloof bij de duizend grootste bedrijven de afgelopen jaren licht steeg, is de inkomensongelijkheid gemiddeld over alle huishoudens de laatste jaren vrij constant.
Topverdieners bij de grootste duizend bedrijven
Het gemiddeld brutojaarloon van de vijfduizend topverdieners bij de duizend grootste bedrijven steeg tussen 2010 en 2015 met 22 procent tot gemiddeld 252 duizend euro. Ter vergelijking: het gemiddelde cao-loon steeg in dezelfde periode met 6 procent. Alle voltijdwerknemers in Nederland samen verdienden in 2015 gemiddeld 50 duizend euro per jaar. Als ook de deeltijders worden meegerekend verdienden alle werknemers samen gemiddeld 33 duizend euro per jaar bruto.
Loonkloof het grootst in de financiële sector
De loonkloof is en was het grootst in de bedrijfstak financiële dienstverlening: de top verdient hier aan brutojaarloon gemiddeld 13,4 keer zoveel als de gewone werknemers bij hetzelfde bedrijf. Dat is meer dan in 2014 (11,7) maar lager dan in 2010 (15,7). Ook in de handel en de informatie en communicatie is het verschil relatief groot.
Bij sommige bedrijven met grote loonverschillen geldt niet zozeer dat de top veel verdient, maar dat het loon van de gewone werknemers laag uitpakt. Dit is bijvoorbeeld het geval als er relatief veel jongeren werken, zoals in de horeca en handel.
De loonkloof is het kleinst in het onderwijs, de zorg en het openbaar bestuur. Voor de publieke en semipublieke instellingen geldt de Wet normering topinkomens, die grenzen stelt aan de hoogte van de beloning.
Loonkloof per bedrijf
Bij 95 van de duizend bedrijven verdient de top meer dan tien keer zo veel als de doorsnee werknemer. Dit zijn vooral financiële instellingen en techbedrijven, maar ook een aantal uitzendbureaus, supermarkten en warenhuizen. Vooral bedrijven in de marktsector hebben een grote loonkloof.
Vooral mannen met topsalaris
Bovenaan de loonlijst zijn mannen in de meerderheid. Een op de vijf topverdieners bij de duizend grootste bedrijven in 2015 was een vrouw (20 procent). In 2010 was dat nog 17 procent. Het aandeel vrouwen bij de topverdieners is in lijn met het aandeel vrouwen binnen de groep die voltijd werkt: 23 procent van alle voltijdbanen van werknemers is in handen van vrouwen. Dit percentage is de laatste jaren stabiel.
Bij 89 bedrijven voornamelijk vrouwen in top
Bij 89 van de duizend grootste bedrijven in Nederland zijn de vijf topverdieners in meerderheid vrouw. Deze bedrijven zijn vooral te vinden in de zorg. Bij slechts één groot bedrijf bestaat de top uitsluitend uit vrouwen. Bij 393 van de duizend grootste bedrijven bestaat de top vijf topverdieners uitsluitend uit mannen.
Salaris van minstens 100 duizend euro
Uit cijfers over alle bedrijven in Nederland blijkt dat in 2015 gemiddeld 179 duizend werknemers voor minstens 100 duizend euro per jaar op de loonlijst stonden. Dat is 2,3 procent van alle werknemersbanen. In 2014 ging het nog om 165 duizend werknemers en in 2010 was dit 133 duizend. Bij negen bedrijven in Nederland staan meer dan duizend werknemers op de loonlijst die elk minstens 100 duizend euro verdienen.
Het aandeel werknemers met een loon van 100 duizend euro of meer is met een kwart het hoogst in de delfstoffenwinning, gevolgd door de financiële dienstverlening met een op de tien. De bedrijfstak met relatief de minste topverdieners is de horeca: 0,2 procent verdient daar een ton of meer.
Bron: CBS