De Nederlandse economie is snel en krachtig hersteld uit de coronarecessie van 2020 aldus DNB. Het bbp groeit dit jaar naar verwachting met 4,5%. De raming voor de komende jaren is opgesteld op een moment van grote onzekerheid. Daarnaast hebben we geen rekening kunnen houden met de recent aangekondigde lockdown, noch met het nieuwe coalitieakkoord. Zonder deze laatste twee ontwikkelingen en onder de aanname dat de dit najaar toenemende verspreiding van het COVID-19-virus geleidelijk weer onder controle komt, zet het economische herstel in 2022 door, met een geraamde bbp-groei van 3,6%. Daarna zou de economie in 2023 in rustiger vaarwater komen en groeien met 1,7%. Dit blijkt uit de nieuwe halfjaarlijkse ramingen van De Nederlandsche Bank (DNB). Gegeven de onzekerheid, heeft DNB ook twee alternatieve scenario’s opgesteld. Het ene scenario analyseert de gevolgen voor de economie van een langer durende en ernstiger pandemie, met bijbehorende strengere contactbeperkende maatregelen. Het tweede scenario analyseert wat de economische gevolgen zijn van een internationaal hogere inflatie. De recent aangekondigde lockdown zal de economische groei op korte termijn drukken, maar het voorgenomen beleid van het nieuwe kabinet kan de groei op middellange termijn juist doen toenemen.
Nieuwe onzekerheden na krachtig economisch herstel
Het loslaten van de contactbeperkende maatregelen zorgde in het voorjaar voor stevig aantrekkende bestedingen van huishoudens. De economische activiteit is echter wereldwijd zo snel en overtuigend opgelopen, dat de productieketens het hersteltempo van de vraag niet aankunnen. Vanaf begin 2021 vormen materiaaltekorten en lange levertijden een toenemende rem op de productie van goederen. Daarmee loopt de Nederlandse economie al kort na de coronarecessie van 2020 tegen haar capaciteitsgrenzen aan. De mate waarin de pandemie kan worden beheerst blijft een onzekere en bepalende factor voor de economische vooruitzichten. Dit geldt eveneens voor het nieuwe regeerakkoord, dat in de raming nog niet is meegenomen.
Veel meer dan gebruikelijk verhullen de macro-economische cijfers in deze raming de onderliggende verschillen tussen alle bedrijven en instellingen. Een deel van de ondernemers en werkenden wordt door de aanhoudende pandemie en de hernieuwde maatregelen nog steeds zwaar geraakt, zoals in de horeca en de culturele sector, wat voor hen gepaard gaat met extra onzekerheid en minder goede vooruitzichten.
Werkloosheid blijft zeer laag
De arbeidsmarkt is kort na de coronarecessie alweer zeer krap geworden. Nadat de werkloosheid in de loop van 2020 snel steeg naar 4,6% van de beroepsbevolking, komt het gemiddelde in 2021 op 3,3%. Vanaf volgend jaar loopt de werkloosheid iets op, maar blijft laag (3,4% in 2022 en 3,5% in 2023). Een deel van de bedrijven kampt echter nog met een aanzienlijk omzetverlies door de contactbeperkende maatregelen; in andere sectoren leidt het economische herstel juist tot oplopende personeelstekorten en ontstaat meer ruimte voor hogere loonafspraken. Gemiddeld komt de contractloongroei bij bedrijven in 2021 naar verwachting uit op 2,0%. In de raming loopt deze loongroei langzaam op naar 2,4% in 2022 en 2,6% in 2023.
Hogere inflatie
De inflatie is in de loop van het jaar scherp opgelopen en komt in 2021 gemiddeld op 2,7%. Dit komt vooral door de onverwacht snelle stijging van energieprijzen. De komende jaren blijft de inflatie hoog, met gemiddeld 3,0% in 2022 en 2,9% in 2023. Door overheidsmaatregelen (de verlaging van energiebelasting en collegegeld) wordt de geraamde inflatie in 2022 neerwaarts en in 2023 juist opwaarts beïnvloed. De inflatie wordt verder gedreven door de aanhoudend krappe arbeidsmarkt, die via hogere lonen leidt tot oplopende arbeidskosten per eenheid product. De mate van doorwerking tussen lonen en prijzen is vooralsnog zodanig dat van een ongewenste loon-prijsspiraal geen sprake is.
Aan de raming gerelateerde beleidsaanbevelingen
- Het verloop van de pandemie blijft onzeker, zoals nu weer is gebleken. Veel bedrijven en instellingen zijn weer hard geraakt door de gevolgen van nieuwe contactbeperkende maatregelen. Het is ook niet uitgesloten dat besmettingsgolven in de toekomst regelmatig blijven terugkeren. Dat betekent dat we moeten leren leven met corona. Dit vereist nadere reflectie over de inrichting van de economie en de samenleving, zodat omvangrijke steunmaatregelen van de overheid niet langer noodzakelijk en vanzelfsprekend zijn. Deze leggen immers een groot beslag op de overheidsfinanciën en verstoren op den duur een gezonde economische dynamiek. Voor zover steunmaatregelen nodig blijven, dienen deze zich te richten op de sectoren die geen handelingsperspectief hebben en hard geraakt worden door de contactbeperkende maatregelen.
- Aan een lange periode van lage inflatie is abrupt een einde gekomen. Om de kans op een sterke loon-prijsspiraal te beperken moet ervoor worden gewaakt dat inflatieverwachtingen verankerd blijven rond de doelstelling van de ECB van 2% inflatie op middellange termijn. Tegen deze achtergrond is automatische prijscompensatie om de koopkracht te compenseren voor de huidige, uitzonderlijk hoge en voornamelijk energiegedreven inflatie niet wenselijk, omdat dit de inflatie verder zou aanwakkeren.
- Het oplossen van de steeds knellender schaarste aan geschikt personeel vraagt om een breed pakket aan maatregelen voor de aanbod- en vraagzijde van de arbeidsmarkt, gericht op het stimuleren van de arbeidsparticipatie en -mobiliteit. Het is van belang dat het nieuwe kabinet en de sociale partners het vraagstuk van arbeidsmarktkrapte snel adresseren; ook ligt hier een rol voor de Sociaal-Economische Raad en de Stichting van de Arbeid.
Alternatieve scenario’s rond de raming
De economische vooruitzichten zijn onzekerder dan gebruikelijk. In een alternatief scenario rond de raming ontwikkelt de pandemie zich zodanig dat substantiële contactbeperkende maatregelen worden aangescherpt en tot eind 2022 nodig blijven, waarna geleidelijke afbouw plaatsvindt. Dit zou de bbp-groei volgend jaar met ruim 2 procentpunt kunnen verlagen tot 1,4%. In een tweede scenario zijn de grondstoffenprijzen op de wereldmarkt langdurig verhoogd, met aanhoudende aanbodverstoringen en een sterkere loon-prijsspiraal. De Nederlandse inflatie loopt in dat scenario op naar circa 4% in 2022 en 2023, met een bbp-groei in die jaren die gemiddeld 1 procentpunt per jaar lager is dan in de basisraming.
Bron: DNB