Toezichthouder en politiek moeten bij het opleggen van nieuwe regelgeving aan de Nederlandse banken veel meer aandacht besteden aan de gevolgen ervan voor de kosten van de bank en voor de beschikbare balanscapaciteit (kredietverlening aan ondernemingen en consumenten).
Toezichthouders en politici hebben sinds de crisis vooral oog voor het resultaat van de maatregelen op de lange termijn, waarbij een stabiele bancaire sector in de toekomst centraal staat, het Nederlandse financiële systeem niet meer in gevaar wordt gebracht en de consument gevrijwaard blijft van de gevolgen van noodzakelijke reddingsoperaties.
“Hoewel deze opstelling op zich te rechtvaardigen is, wordt voorbij gegaan aan het feit dat elke maatregel ingrijpende gevolgen heeft voor de kosten van de bank en daarmee voor de kredietverlening aan consument en onderneming”, zegt Ferdinand Veenman, partner bij KPMG en segmentleider Banking.
Veenman: “Het is daarom essentieel om bij elke nieuwe maatregel zowel de gevolgen voor de banken in ogenschouw te nemen als voor de maatschappelijke rol die zij vervullen. Op de lange termijn, op de middellange termijn én op de korte termijn. Zeker nu banken nog steeds de primaire bron van kredietverlening vormen.”
Verhoging ‘leverage ratio’
Eén van de meest ingrijpende maatregelen die de banken wellicht te wachten staat is volgens Veenman de verhoging van de ‘leverage ratio’. Veenman: “Deze ratio bepaalt de verhouding tussen de maximale balansomvang van de banken en de beschikbare hoeveelheid eigen vermogen. Hoewel met de invoering van de internationale Basel III-regelgeving deze ratio is vastgesteld op 3%, mogen individuele landen het percentage verhogen.
Nederland heeft hierin nog geen definitieve positie ingenomen. Maar een verhoging met 1% betekent dat de zes grote banken de beschikbare balansomvang met een bedrag van zo’n € 110 miljard zullen verminderen indien zij geen additioneel eigen vermogen aantrekken. Dat betekent dat een verhoging van de ratio gevolgen heeft voor de kredietverlening van de banken en dat zij de criteria voor het uitlenen van geld mogelijk zullen verscherpen.”
Balans weer op orde
Uit onderzoek van KPMG blijkt dat de zes grote Nederlandse banken de afgelopen tijd flinke stappen hebben gezet om hun balans weer op orde te krijgen. Veenman: “Zo hebben de banken hun eigen vermogen aanzienlijk verbeterd als gevolg van ingehouden winsten en een vermindering van de risico gewogen activa. Ook zijn de banken er eerder dan voorzien in geslaagd om de bankbalans te reduceren.
Gelet op de nieuwe eisen was de opdracht aan de banken om de totale balans met € 200 miljard terug te brengen. Tot eind 2014 was de gezamenlijke vermindering echter al € 220 miljard. Daarnaast zijn de banken er naar verwachting in geslaagd tegemoet te komen aan de minimumeisen voor wat betreft de Liquidity Coverage Ratio (LCR) en de Net Stable Funding Ratio (NSFR).”
Levensvatbaarheid blijft punt van zorg
Zo op het eerste gezicht ziet het beeld er volgens Veenman voor de banken dus zeer positief uit. Veenman: “Als we echter meer in detail kijken naar de wijze waarop dit resultaat gerealiseerd is, dan moeten we constateren dat de levensvatbaarheid van de banken op de lange termijn nog steeds een punt van zorg is. De winstgevendheid laat nog steeds te wensen over en het inkomen van de banken is vooral als gevolg van de balansverlaging afgenomen.
Bovendien zijn de kosten door regelgeving, herstructureringen en herwaardering van leningen fors gestegen. Nieuwe regelgeving kan dan ook ingrijpende gevolgen hebben voor de banken en uiteindelijk voor hun cliënten, zeker als de maatregelen niet gedoseerd worden ingevoerd. Vanuit het perspectief van kredietverlening krabbelt de Nederlandse economie inmiddels langzaam uit het dal.
Als de economie weer echt op stoom komt, zal de behoefte aan kredietverlening echter fors toenemen. Dat betekent dat een verdere groei van de economie een flinke deuk zal oplopen als vraag en aanbod niet op elkaar aansluiten.”
Bron: KPMG