De koopkracht van de Nederlandse bevolking is in 2015 met 1,1 procent toegenomen. De stijging was minder groot dan de 1,8 procent in 2014. Het gaat hier om de doorsnee toename, tussen individuen kan de koopkrachtontwikkeling sterk verschillen. Werknemers gingen er het meest op vooruit. Anderen, zoals pensioenontvangers zagen hun koopkracht echter dalen. Dit meldt CBS.
Grootste koopkrachtwinst voor werknemers
In een aantrekkende economie zagen werknemers in 2015 hun koopkracht in doorsnee met 2,5 procent het sterkst stijgen. Zij profiteerden zowel van een stijging van het cao-loon als van een verbetering van de arbeidsmarkt. Wanneer de koopkracht stijgt, wil dat echter niet zeggen dat iedereen erop vooruitgaat. Zo kromp de koopkracht vorig jaar bij 35 procent van de werknemers. Zelfstandigen gingen er met 0,6 procent maar weinig op vooruit. Bij hen is de spreiding echter groot. Terwijl de koopkracht bij een kwart van de zelfstandigen met ten minste 11 procent daalde, steeg deze bij een even grote groep met bijna 14 procent of meer. Mensen die vooral aangewezen waren op een uitkering gingen er in 2015 ook op vooruit: bijstandsontvangers met 1 procent en arbeidsongeschikten met 0,4 procent.
Koopkracht gepensioneerden licht gedaald
Gepensioneerden ondervonden in 2015 een lichte daling van hun koopkracht met 0,1 procent. Dit komt onder meer doordat veel aanvullende pensioenen slechts in beperkte mate geïndexeerd werden, en soms zelfs gekort.
De koopkracht van gepensioneerden lag in 2015 op vrijwel hetzelfde niveau als in 2000, terwijl andere groepen er in deze periode per saldo op vooruitgingen. De inkomensontwikkeling van gepensioneerden is vooral afhankelijk van de indexering van de AOW en het aanvullend pensioen en van belastingmaatregelingen. Andere groepen die afhankelijk waren van een uitkering, zoals bijstandsontvangers en arbeidsongeschikten, gingen er tussen 2000 en 2015 overigens wel op vooruit. De koopkracht van zelfstandigen en werknemers verbeterde zich het sterkst. Werkenden weten in economische gunstige tijden hun inkomenspositie vaak te verbeteren.
Wel meer koopkracht voor gepensioneerden met lager inkomen
Binnen de groep gepensioneerden liep de koopkrachtontwikkeling over de periode 2001-2015 sterk uiteen. Gepensioneerden die geen of weinig aanvullende inkomsten naast de AOW hebben, zagen hun koopkracht in de jaren 2009-2013 minder sterk dalen dan die van ouderen met een hoog bedrag aan aanvullende inkomsten. De koopkracht van de eerste groep kon daardoor in 2015 boven het niveau van 2000 uitkomen. Doordat aanvullende pensioenen sinds het uitbreken van de kredietcrisis onder druk staan, hebben ouderen met aanvullende inkomsten van 10 duizend euro en meer aan koopkracht ingeboet.
Gemiddeld inkomen van ouderen een stuk hoger dan in 2000
Mensen die nu met pensioen gaan hebben gemiddeld een hoger inkomen dan hun voorgangers. Een van de oorzaken is dat vrouwen vaker dan eerdere generaties een eigen aanvullend pensioen hebben opgebouwd. Bovendien konden de jongere, hoger opgeleide, generaties een ruimer aanvullend pensioen opbouwen. Door de jaarlijkse instroom van meer gefortuneerde ouderen en de jaarlijkse sterfte onder hoogbejaarden met een kariger pensioen, lag het gemiddelde inkomen van 65-plussers in 2015 reëel zo’n 9 procent hoger dan dat van de bevolking die in 2000 tot de 65-plussers behoorde.
Bron: CBS