De loonkosten per gewerkt uur van werknemers zijn met 0,6 procent gestegen in 2015. Dit is de kleinste stijging sinds 1996. In enkele bedrijfstakken zijn de loonkosten zelfs gedaald. De loonkostenstijging bleef vorig jaar vooral beperkt door lagere werkgeverspremies voor pensioen. Dat meldt CBS.
De stijging van de loonkosten per gewerkt uur was vorig jaar het grootst in de bedrijfstak informatie en communicatie: 2,9 procent. In deze bedrijfstak zijn de werkgeverspremies gestegen, terwijl die in alle overige bedrijfstakken daalden. Ook in de zorg en in het onderwijs was de loonkostenstijging relatief groot met beide 2,6 procent. In deze twee bedrijfstakken stegen de lonen per gewerkt uur sterk, maar zijn de werkgeverspremies gedaald.
In enkele bedrijfstakken zijn de gemiddelde loonkosten gedaald. Bij financiële instellingen daalden ze het hardst met -2,2 procent. Dit kwam vooral doordat enkele banken geen extra stortingen deden voor pensioenen, terwijl ze dit in 2014 nog wel deden.
De totale loonkosten bedroegen in 2015 ruim 330 miljard euro. Hiervan heeft 79 procent betrekking op brutolonen, inclusief overwerk, bijzondere beloningen en bonussen. Daarbovenop komen de werkgeverspremies voor pensioen, arbeidsongeschiktheid, werkloosheid, de Zorgverzekeringswet en de eindheffingen. De loonkostensubsidies zijn op de beloning in mindering gebracht.
Loonkosten het hoogst in financiële sector
De gemiddelde loonkosten per gewerkt uur waren in 2015 het hoogst bij de financiële instellingen (55 euro) en het laagst in de horeca (18 euro). Bij de financiële instellingen werken relatief veel meer hoger opgeleiden en ouderen dan in de horeca. Deze verschillen in personeelsopbouw verklaren ongeveer de helft van het verschil in gemiddelde loonkosten. De gemiddelde loonkosten per gewerkt uur kwamen in 2015 uit op ruim 33 euro.
Verandering in personeelsbestand drukt loonkostenstijging
Als de samenstelling van het personeelsbestand verandert, beïnvloedt dit de gemiddelde loonkostenstijging. Neemt het aandeel ouderen en hogeropgeleiden toe, dan stijgen de gemiddelde loonkosten. Deze loonkosten van hoger opgeleiden en oudere werknemers zijn namelijk hoger dan die van jongeren en laagopgeleiden. Gecorrigeerd voor deze veranderingen in de werknemerspopulatie kwam de zuivere prijsstijging in 2015 uit op 0,7 procent. Dat is de zogeheten prijs van arbeid. Het verschil tussen de ontwikkeling van de loonkosten per gewerkt uur en de prijs van arbeid is het structuureffect. Dat bedroeg -0,1 procent in 2015 en is nog nooit zo laag geweest. Dit negatieve structuureffect duidt erop, dat er relatief veel nieuwe werknemers zijn aangenomen van wie de loonkosten relatief laag zijn.
Loonkostenstijging vanaf 2005
In de periode 2005-2015 zijn de totale loonkosten per gewerkt uur van werknemers met bijna een kwart gestegen (23,6 procent). De stijging van de prijs van arbeid bedroeg in deze periode 18,1 procent. Dit betekent dat de loonkosten met bijna 5 procent zijn gestegen, doordat het aandeel oudere werknemers en hoogopgeleiden toenam. Tegelijkertijd bedroeg de inflatie in deze periode 17,9 procent.
De loonkosten stegen met gemiddeld 2,4 procent per jaar. Direct na het begin van de economische crisis in 2008 liepen de loonstijgingen terug en nam het aantal banen van werknemers af. Het structuureffect was in deze periode groot, omdat betrekkelijk weinig nieuwe werknemers werden aangenomen.
Grootste loonkostenstijging onderwijs
In de periode 2005-2015 zijn de loonkosten per gewerkt uur het sterkst gestegen in het onderwijs: 33,1 procent. Dit komt doordat in de jaren voor de crisis een inhaalslag heeft plaatsgevonden in de brutolonen. In onderwijscao’s werden toen afspraken gemaakt over de eindejaarsuitkering. Deze eindejaarsuitkering werd geleidelijk verhoogd zodat uiteindelijk sprake was van een dertiende maand. Ook de zorg (30,5 procent) en de nijverheid (28,5 procent) kenden relatief grote loonkostenstijgingen.
De kleinste stijgingen werden gemeten in de horeca (14,1 procent), gevolgd door de zakelijke dienstverlening (16,8 procent) en de bouw (19,3 procent). Gecorrigeerd voor veranderingen in de werknemersstructuur blijkt de loonkostenstijging het kleinst te zijn geweest in de bouw (9,8 procent). In deze bedrijfstak nam het aantal banen van werknemers de laatste tien jaar met een kwart af.
Minder uren per baan gewerkt
In 2015 lag het aantal banen van werknemers 4 procent hoger dan in 2005, terwijl het aantal gewerkte uren maar 1,9 procent hoger was. In 2015 werkten werknemers in totaal 9,9 miljard uur. Dat is per baan gemiddeld 24,3 uur per week. In 2005 was dat nog een half uur langer.
Nederlands werknemersbestand in beweging
De samenstelling van de populatie werknemers is de laatste tien jaar fors veranderd. Het aantal gewerkte uren is het sterkst gegroeid in de zakelijke dienstverlening ten koste van de bouw en industrie. Ook het aantal gewerkte uren in de zorg is toegenomen. In samenhang hiermee is ook het aandeel vrouwen toegenomen. Tegelijkertijd is er sprake van vergrijzing en stijgt het opleidingsniveau gestaag. Zo is het aandeel 55-plussers met 7 procent gestegen tot 19 procent.
Bron: CBS