Consumenten maken meer en meer gebruik van online bankieren. De keerzijde van het groeiende online betaalgemak is dat kwaadwillenden misbruik maken van het ‘snel en gemakkelijk betalen via online bankieren’. Onlangs heeft de Geschillencommissie in een dergelijke klachtzaak moeten concluderen dat er geen wettelijke grond is voor schadevergoeding door de bank. Tegelijkertijd betreurt de Geschillencommissie het dat een consument het slachtoffer is van oplichting via internetbankieren. Daarom geeft zij de banken in overweging na te denken over nieuwe maatregelen om consumenten tegen dit soort oplichtingspraktijken te beschermen.
De consument krijgt op een dag een WhatsApp bericht: “Hallo met <naam zoon>, dit is mijn nieuwe nummer de oude kan je verwijderen.” De profielfoto bij dit bericht is een foto van de zoon van de consument. Het chatcontact brengt de consument ertoe om via internetbankieren eerst 950 euro en kort erna 850 euro vanaf zijn eigen ING-betaalrekening over te maken naar een ING-rekening van een derde. De betalingen zouden nodig zijn om rekeningen voor verbouwingskosten van de zoon te voldoen. Op het moment dat de consument in het chatcontact gevraagd wordt nog drie bedragen over te maken, is het voor de consument duidelijk dat de persoon met wie hij chat niet zijn zoon is, maar een oplichter. Nog dezelfde dag meldt de consument bij zijn bank dat hij is opgelicht. En hij maakt een afspraak met de politie voor het doen van aangifte. De consument heeft zich bij Kifid beklaagd over de manier waarop de bank met de melding van oplichting is omgegaan. Hij wil dat de bank het bedrag van 1.800 euro aan hem vergoedt.
Geen vergoedingsplicht
In de kern gaat het bij deze klacht om de vraag of de bank het bedrag waarvoor de consument is opgelicht moet vergoeden. Wanneer er sprake is van verlies als gevolg van ‘niet-toegestane betalingen’, dan komt dat voor rekening van de bank, tenzij er sprake is van fraude, opzettelijk handelen of grove nalatigheid door de consument. Een ‘niet-toegestane betaling’ is een betaling die is uitgevoerd zonder instemming van de consument. In deze klachtzaak heeft de consument zelf de betalingen uitgevoerd; er zijn geen codes afhandig gemaakt en de oplichter is op geen enkele manier betrokken geweest bij het doen van de betalingen. Er is dus geen sprake van een niet-toegestane betaling en om die reden is er geen wettelijke grond voor vergoeding door de bank.
Werkwijze bank
In het algemeen is de bank terughoudend als het gaat om correct uitgevoerde betaalopdrachten. Betaalopdrachten die door een consument zelf zijn uitgevoerd, kan de bank na enkel en alleen een telefonische melding van oplichting niet terugdraaien. De bank had, tot het moment dat de consument melding heeft gemaakt van de oplichting, geen negatieve signalen gehad over de rekening van de begunstigde. De Geschillencommissie concludeert dat de bank niet op de hoogte was van frauduleus gebruik van die betaalrekening, waarnaar de consument twee genoemde bedragen heeft overgemaakt. Er was voor de bank dan ook geen aanleiding om deze rekening voorafgaand aan de betalingen van deze consument te blokkeren. En blokkering na de melding van de consument had het verlies niet voorkomen, aangezien het geld binnen vijf minuten na overmaking in contanten is opgenomen. De bank heeft aangegeven dat fraudeurs vaak meerdere katvangers en telefoonnummers gebruiken, wat een doeltreffende aanpak bemoeilijkt. De Geschillencommissie oordeelt dat de bank niet meer had kunnen of moeten doen om schade voor de consument te voorkomen.
De Geschillencommissie kan niet anders dan concluderen dat er geen wettelijke grond is voor een vergoedingsplicht door de bank. De schade als gevolg van deze oplichtingspraktijk zal de consument zelf moeten dragen.
De uitspraak GC 2019-796 in deze klacht van een consument tegen ING is bindend.
Bron: Kifid