VWS heeft in een verzoek aan het CPB een aantal vragen gesteld over het vrijwillig eigen risico in de zorg. Het vrijwillig eigen risico is een eigen risico dat een verzekerde in Nederland bovenop het verplicht eigen risico kan kiezen. Alle volwassen verzekerden kunnen kiezen voor een vrijwillig eigen risico van 100, 200, 300, 400 of 500 euro, of geen vrijwillig eigen risico. In deze CPB Notitie onderzoekt het CPB het gedrag van verzekerden van 18 jaar en ouder en verzekeraars in de jaren 2006-2013.
Steeds meer mensen kiezen voor een vrijwillig eigen risico in de zorg, en dit aantal is opgelopen van 5% van de volwassen populatie in 2006 tot 12% in 2016.
Over het algemeen kiezen meer mannen dan vrouwen, meer jongeren dan ouderen, meer hoge inkomens dan lage inkomens, meer hoogopgeleiden dan laagopgeleiden, en meer mensen met lage zorgkosten dan hoge zorgkosten voor een vrijwillig eigen risico.
Voor meer dan 80% van de verzekerden die kiezen voor een vrijwillig eigen risico van 500 euro is dat ook financieel profijtelijk, dat wil zeggen dat de premiekorting die ze krijgen voor het vrijwillig eigen risico hoger is dan de extra eigen betalingen die ze moeten maken door het vrijwillig eigen risico. Voor verzekerden die kiezen voor lagere categorieën van het vrijwillig eigen risico is de keuze vaak minder financieel profijtelijk.
De keuze voor een vrijwillig eigen risico hoeft niet altijd rationeel te zijn. We hebben onderzocht of er mensen zijn die kiezen voor een vrijwillig eigen risico, terwijl die keuze voor hen op basis van hun zorggebruik van de afgelopen twee jaar niet financieel profijtelijk is geweest. Ongeveer 7% van de verzekerden die een vrijwillig eigen risico kiezen maakt zo een keuze. Voor het merendeel van deze groep verzekerden was de keuze ook in het derde opeenvolgende jaar niet financieel profijtelijk. Dit gedrag kan verklaard worden door niet elk jaar bewust kiezen of door het feit dat mensen niet altijd rationele keuzes maken: mensen laten vaak eerdere gemaakte keuzes automatisch doorlopen (‘status quo bias’). Echter, voor de jaren 2010-2013 neemt dit aandeel af, dus het lijkt erop dat verzekerden steeds bewustere keuzes maken.
Verzekeraars hielden van de jaren 2009 tot en met 2013 gemiddeld 330 euro per verzekerde meer over aan een verzekerde die wel koos voor een vrijwillig eigen risico dan een verzekerde die hier niet voor koos. Dit bedrag is geschat door het verschil te berekenen tussen de inkomsten en uitgaven van verzekeraars voor beide groepen verzekerden. Een eerste bron van inkomsten is dat verzekeraars ongeveer 425 euro per verzekerde meer overhielden bij de risicoverevening voor verzekerden met een vrijwillig eigen risico vergeleken met verzekerden zonder een vrijwillig eigen risico. Dit verschil komt door een zelfselectie-effect, dat wil zeggen verzekerden die kiezen voor een vrijwillig eigen risico zijn relatief gezonde mensen die worden overgecompenseerd bij de risicoverevening, en door een extra remgeldeffect: door de keuze voor een hoger eigen risico worden deze verzekerden gestimuleerd minder zorg te gebruiken. De tweede bron van inkomsten voor verzekeraars is dat verzekerden met een vrijwillig eigen risico – door het hogere eigen risico – ongeveer 70 euro meer uit eigen zak betalen dan wanneer ze geen vrijwillig eigen risico zouden hebben. Wat betreft de uitgaven, verzekeraars gaven een gemiddelde premiekorting van ongeveer 165 euro aan verzekerden voor hun keuze van een vrijwillig eigen risico.
Uit ons onderzoek volgt geen duidelijk bewijs dat in 2010-2013 het vrijwillig eigen risico de risicosolidariteit in het zorgstelsel heeft aangetast. Er zou hier wél sprake van zijn wanneer verzekerden zonder vrijwillig eigen risico meer gaan betalen om de premiekorting voor verzekerden met vrijwillig eigen risico te dekken. Verlies aan risicosolidariteit kan overigens gewenst zijn, wanneer men vindt dat gezonde verzekerden minder hoeven bij te dragen aan de totale zorgkosten, omdat ze ook minder zorg gebruiken. Rekening houdend met de onzekerheid rondom onze berekeningen vinden we geen duidelijk bewijs voor verlies aan risicosolidariteit door het vrijwillig eigen risico.
Een belangrijke reden voor dit resultaat is dat verzekeraars de inkomsten die ze overhouden uit de risicoverevening voor verzekerden met een vrijwillig eigen risico niet gebruiken voor een hogere premiekorting. Nader onderzoek is nodig om na te gaan waarom verzekeraars dat niet doen. Ook is meer onderzoek nodig om na te gaan in hoeverre verzekerden met een vrijwillig eigen risico anders reageren op een eigen risico dan verzekerden zonder een vrijwillig eigen risico.
Bron: CPB