De Nederlandse overheid moet zich richten op de transitie van een economie die afhankelijk is van aardgas naar een duurzame economie. De naar verwachting structureel hoge gasprijzen maken deze onvermijdelijke transformatie van de economie nog urgenter. Dat schrijft waarnemend secretaris-generaal Gerdine Keijzer-Baldé van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat in haar jaarlijkse nieuwjaarsartikel, dat vandaag verschijnt in Economisch Statistische Berichten (ESB).
De weg naar een toekomstbestendige economie
De Nederlandse economie kent door decennia aan ruim beschikbaar en goedkoop gas een gasintensieve industrie. Alhoewel de gasprijzen volatiel en onzeker zijn, is het waarschijnlijk dat de gasprijzen in Europa in de toekomst relatief hoog zullen blijven. De transformatie naar een duurzame economie is al ingezet vanuit klimaatoverwegingen, maar is door de huidige ontwikkelingen op de gasmarkt nog dringender geworden.
Keijzer-Baldé schrijft dat door deze langdurig veranderde omstandigheden een economische herstructurering onvermijdelijk is. Ze benadrukt dat we ons daarom niet moeten focussen op het behoud van een specifieke sectorstructuur. In plaats daarvan moet de overheid zich richten op het stellen van duidelijke kaders en randvoorwaarden voor een duurzame en concurrerende industrie, zoals het organiseren van infrastructuur waar nodig.
Keijzer- Baldé: “De transitie naar duurzaamheid biedt bedrijven de mogelijkheid om zichzelf opnieuw uit te vinden en zich aan te passen aan de toekomst.”
Een casus-specifieke afweging
Alhoewel de concurrentiekracht van gasintensieve bedrijven onder druk staat, kunnen bedrijven volgens Keijzer-Baldé weer toekomstperspectief krijgen door te verduurzamen. Ondanks dat de hoge gasprijzen verduurzaming op dit moment relatief aantrekkelijk maken, kost dit proces tijd. Er zijn bijvoorbeeld nog obstakels op het gebied van de energie-infrastructuur, de beschikbaarheid van grondstoffen, en schaarste op de arbeidsmarkt.
Keijzer-Baldé schetst het dilemma dat deze timing met zich meebrengt: als de overheid bedrijven niet in deze overgangsperiode steunt kan waardevolle kennis en kapitaal verloren gaan, maar tegelijkertijd is het zeer kostbaar om bedrijven voor een lange periode te steunen. Daarbij dempt het een aantal belangrijke prikkels: het besparen van gas, en het aanwenden van financiële buffers voor onverwachte tegenvallers. Toch kan de overheid ervoor kiezen om bedrijven met tijdelijke steun te helpen een eerste klap in de transitie op te vangen.
Tijdelijke en gerichte steun kan helpen bij transformatie
Als de overheid ervoor kiest om bedrijven te steunen, is het volgens Keijzer-Baldé belangrijk dat dit aansluit bij de verduurzamingsopgave en andere lange termijn doelstellingen van het kabinet. Hierbij is het van belang rekening te houden met uitvoerbaarheid, een gelijk speelveld en strategische autonomie bij het verlenen van eventuele steun. De steun moet gericht zijn op bedrijven die het echt nodig hebben. Dat kan nu nog niet altijd, want hiervoor ontbreekt de juiste administratieve infrastructuur. Bovendien moet er een gelijk speelveld worden gecreëerd op Europees niveau, waarbij steunpakketten binnen de EU niet leiden tot ongelijke concurrentie. In specifieke gevallen zal strategische autonomie worden gezien als een legitieme reden voor staatssteun om cruciale waardeketens in Nederland of de EU te behouden.
Nederland als koploper in de duurzame industrie
Keijzer – Baldé besluit haar artikel optimistisch. Nederland heeft door zijn gasinfrastructuur een voordelige positie om voorop te lopen in de overgang naar waterstof. De hele wereld zal zich de komende jaren aan moeten passen aan een economie zonder fossiele brandstoffen, wat Nederland de kans biedt om een leidende rol te spelen en een duurzame industrie in Nederland en Europa te creëren.
Bron: Rijksoverheid