De meeste WW’ers die weer aan het werk komen vinden hun nieuwe baan tussen twee en zeven maanden na de start van hun uitkering.
Dat is vaak ruim voor het bereiken van de maximale uitkeringsduur. Leeftijd en opleidingsniveau spelen bij snelle uitstroom een belangrijke rol. Dat zijn enkele uitkomsten van een analyse van werkhervatters vanuit de WW die is gepubliceerd in het UWV Kennisverslag. De analyse bevestigt dat werkzoekenden zo snel mogelijk actie moeten ondernemen om de kans op een nieuwe baan te vergroten.
De helft van de mensen met een WW-uitkering vindt een nieuwe baan voor de maximum uitkeringsduur is bereikt. Pas bij WW’ers vanaf 57 jaar neemt het percentage werkhervattingen vanuit de uitkering snel af. Ondanks de gemiddeld lange maximum uitkeringsduur van deze groep slagen slechts drie op de tien 57-plussers erin om tijdens de uitkeringsperiode werk te vinden.
Uit de analyse blijkt dat het opleidingsniveau van groot belang is bij de kans op een nieuwe baan. WW’ers met basisonderwijs hebben relatief lage kansen op werkhervatting. Over het algemeen geldt dat WW’ers zonder startkwalificatie minder kans hebben om uit te stromen naar werk.
De kans op het vinden van een nieuwe baan hangt samen met het verlies aan gewerkte uren waarvoor men een WW-uitkering krijgt: hoe groter het urenverlies, hoe groter de kans op een baan. Mensen die een parttime baan zoeken hebben vaker specifieke wensen over werktijden, die werkgevers moeilijker kunnen invullen.
De analyse bevestigt dat werkzoekenden zo snel mogelijk actie moeten ondernemen om werk te vinden. Om inzicht te krijgen in de kansen op werk en eventuele werkbelemmerende factoren heeft UWV de ‘werkverkenner’ ontwikkeld.
Bron: APS