Het kabinet heeft besloten de aandelen in Koninklijke Nederlandse Munt (KNM) te verkopen. Uit een marktverkenning zijn verschillende potentiële en geschikte kopers naar voren gekomen. Het verkoopproces start na goedkeuring van de Tweede Kamer.
In staatsdeelnemingenbeleid is vastgesteld dat niet het aandeelhouderschap, maar wet- en regelgeving de eerste instrumenten zijn om publieke belangen te borgen. Publieke middelen zijn schaars en moeten alleen worden ingezet waar dat echt nodig is.
De publieke belangen achter het aandeelhouderschap in de KNM zijn een goed verloop van het muntgeld betalingsverkeer en bescherming tegen valsemunterij. Deze belangen kunnen anders geborgd worden en de Nederlandsche Bank krijgt hierbij een centrale rol. Ook ‘onze’ bankbiljetten, maar ook waardepapieren als paspoorten, worden sinds jaar en dag door bedrijven geproduceerd waarvan de Nederlandse staat geen aandeelhouder is.
Het gebruik van contant geld neemt al jaren gestaag af. Waar in 2010 nog tweederde van de transacties contant werd afgewikkeld, was dat in 2014 afgenomen tot ongeveer de helft. Daarnaast is er een forse overcapaciteit in de productie van euromunten binnen het eurogebied. Op dit moment wordt slechts 5‑15% productiecapaciteit van KNM ingezet voor de productie van circulatiemunten voor Nederland, vrijwel uitsluitend stuivers. Een aantal middelgrote landen (Zweden, Noorwegen, Denemarken, België en Ierland) heroverweegt de relatie met zijn munthuis of heeft dit al gedaan.
De Kamer besluit komende tijd over mogelijke verkoop. In 2020 staat een evaluatiemoment gepland, onder andere over de borging publiek belang.
Bron: Rijksoverheid.nl