Dit blijkt uit de publicatie Werken aan de start Jonge vrouwen en mannen op de arbeidsmarkt
- Jonge vrouwen werken al vaker in deeltijd dan jonge mannen: 63% van de vrouwen van 18-25 jaar heeft een deeltijdbaan, tegen 30% van de mannen.
- Jonge vrouwen zijn minder vaak economisch zelfstandig dan jonge mannen. Het verschil is het grootst in de groep 30 tot 35 jaar: 67% van de vrouwen en 82% van de mannen is economisch zelfstandig.
- Vrouwelijke schoolverlaters zijn minder positief over de carrièreperspectieven in hun baan dan mannen.
- Vergeleken met andere Europese landen kent Nederland de grootste verschillen in aantal gewerkte uren tussen jonge vrouwen en mannen.
Dit blijkt uit Werken aan de start Jonge vrouwen en mannen op de arbeidsmarkt, een onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) door Ans Merens en Freek Bucx. Dit onderzoek beschrijft en verklaart de verschillen in arbeidsmarkt- en inkomenspositie tussen jonge vrouwen en mannen van 18 tot en met 35 jaar.
Kort na afstuderen werken vrouwen al vaker in deeltijd
Jonge vrouwen werken vaker in deeltijd dan jonge mannen. Dit verschil ontstaat al aan het begin van de loopbaan, wanneer er meestal nog geen kinderen zijn: 63% van de vrouwen en 30% van de mannen in de groep 18-25 jaar heeft een deeltijdbaan (minder dan 35 uur per week). Dit verschil neemt toe met de leeftijd: in de groep 31-35 jaar werkt 68% van de vrouwen en 13% van de mannen in deeltijd. In deze leeftijdsgroep speelt de zorg voor kinderen wel een rol bij het vaker in deeltijd werken van vrouwen. Vrouwen werken niet altijd vrijwillig in deeltijd: een deel van de jonge vrouwen (bijna de helft van de groep tot 25 jaar) zou graag meer uren willen werken.
Jonge vrouwen minder vaak economisch zelfstandig dan mannen
Vooral doordat jonge vrouwen minder uren werken dan jonge mannen, verdienen zij een lager jaarinkomen. Ook zijn jonge vrouwen minder vaak economisch zelfstandig dan mannen in deze leeftijd. In de categorie 30 tot 35 jaar is het verschil het grootst (67% van de vrouwen is economisch zelfstandig tegenover 82% van de mannen). (Economische zelfstandigheid houdt in: een inkomen uit werk van ten minste € 920 per maand).
Uurlonen jonge vrouwen en mannen verschillend
Vrouwen tot 25 jaar lijken na het afronden van hun opleiding even gemakkelijk een baan te vinden als jonge mannen. Jonge vrouwen werken vaker in hogere functies dan mannen van dezelfde leeftijd doordat zij hoger opgeleid zijn. Voor vrouwen tot 30 jaar die bij de overheid werken ligt het uurloon hoger dan dat van mannen. In de groep 30 tot 35 jaar is er geen verschil. In het bedrijfsleven verdienen vrouwen tot 25 jaar een hoger uurloon dan mannen en een gelijk uurloon in de groep 25-30 jaar. Vrouwen van 30-35 jaar verdienen een lager uurloon dan hun mannelijke collega’s.
Verschillen in deeltijd door verschillen in opleidingsrichting, sectoren en voorkeuren en positie als starter
Een deel van de verklaring voor de verschillen in arbeidsduur tussen jonge vrouwen en mannen ligt in de gevolgde opleiding. Vrouwen volgen vaker een opleiding die ‘voorsorteert’ op een beroep of branche waarin vaker in deeltijd wordt gewerkt, zoals in de zorg. Voor een deel hangen verschillen in arbeidsduur ook samen met verschillende voorkeuren voor werk: mannen hechten meer waarde aan een goed inkomen en carrière maken, terwijl vrouwen het belangrijk vinden dat ze hun baan met (toekomstige) zorgtaken of hobby’s kunnen combineren waardoor ze een voorkeur hebben voor deeltijdwerk. Verder komt in gesprekken met starters naar voren dat zij het gevoel hebben weinig onderhandelingsruimte te hebben over het aantal uren (maar bv. ook over het salaris). Veel startersbanen worden als deeltijdbanen aangeboden. Pas wanneer zij meer ervaring hebben, vragen jongeren meer uren bij hun werkgever. Uit de gesprekken met jongeren ontstaat de indruk dat vrouwen minder geneigd zijn om dit te doen dan mannen.
Verschillen in carrièreperspectieven hangen samen met aantal gewerkte uren
Jonge vrouwen zijn minder positief over hun carrièrekansen dan mannen. Dat kan deels worden verklaard doordat ze vaker in deeltijd werken. Deeltijdwerk verkleint de kansen om door te stromen naar hogere functies. Werkgevers geven in gesprekken als mogelijke oorzaak voor het ongunstigere carrièreperspectief van jonge vrouwen aan, dat in de top van hun bedrijven vooral mannen werkzaam zijn. Dat maakt jonge vrouwen mogelijk minder optimistisch over hun eigen (toekomstige) carrière.
Ook onder jongeren is Nederland kampioen deeltijdwerk in Europa
In alle Europese landen is de arbeidsmarktpositie van jonge vrouwen minder gunstig dan die van jonge mannen. De Nederlandse situatie is daarmee niet uniek maar wel bijzonder. Wat betreft het aandeel jongeren dat werk heeft, zijn de verschillen tussen jonge vrouwen en mannen in Nederland ten opzichte van Europa namelijk klein. Maar qua arbeidsduur zijn de verschillen in Nederland juist heel groot. Nergens anders in Europa werken jonge vrouwen zo weinig uren als in Nederland en nergens anders zijn de verschillen tussen vrouwen en mannen zo groot (29 uur tegenover 37 uur per week). De bijzondere positie van deeltijdwerk in Nederland heeft te maken met het grote aanbod van deeltijdbanen in allerlei soorten functies, de goede rechtspositie van deeltijdwerkers en het hoge welvaartsniveau.
Over het onderzoek
Het SCP heeft op verzoek van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) dit onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is gedeeltelijk gefinancierd met een subsidie van de Europese Commissie. Het hoofdstuk over schoolverlaters is uitgevoerd door het Researchcentrum Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA). Deze publicatie is een vervolg op Eerste treden op de arbeidsmarkt (verschenen in 2017) waarin de eerste resultaten van het kwantitatieve deel van het onderzoek werden besproken.