Prof. mr. Bob Wessels is jurist pur sang. Hij was onder andere hoogleraar, raadsheer-plaatsvervanger Gerechtshof Den Haag, partner Ernst&Young, commercieel-juridisch adviseur en lid/voorzitter van de vaste Geschillencommissie Achmea. Bob is sinds 1 november 2016 betrokken bij de stichting DigiTrage als voorzitter van de Raad van Advies.
Kan je iets over je achtergrond vertellen?
Ik ben ruim 40 jaar jurist, waaronder ruim 25 jaar (fulltime, later part time) hoogleraar burgerlijk recht, handelsrecht en internationaal insolventierecht. Dat was van 1988 – 2008 aan de Vrije Universiteit Amsterdam en van 2007 – 2014 (ook voor een dag in de week) als hoogleraar internationaal insolventierecht aan de Universiteit Leiden. Het is niet altijd bekend, maar ‘mijn broek ophouden’ deed ik via mijn hoofdwerkzaamheid gedurende de laatste 25 jaar: (internationaal) commercieel-juridisch adviseur, de eerste 13 jaar als partner van global services provider Ernst & Young (nu: EY). Daar heb ik tussen 1995 en 2003 ook bestuursfuncties bekleed, waaronder voor 5 jaar een internationale bestuursfunctie.
Sinds 2005 heb ik mijn eigen commerciële (internationale) advies- , opinie- en arbitragepraktijk gevoerd, vooral op het terrein van (internationale) herstructureringen en insolventie van banken en bedrijven. In maart 2014 ben ik met pensioen gegaan (in de universitaire wereld heet dat: emeritaat) en in de loop van 2016 heb ik mijn commerciële adviespraktijk beëindigd. Ik heb een aantal nationale en internationale adviesfuncties en ik ben wetenschappelijk nog steeds actief.
Welke studie heb je gedaan en waarom?
Ha, mooie vraag om wat toe te lichten. In veel werkvelden studeer je je hele leven door. Door mijn vooropleiding (HBS) kwamen niet alle studierichtingen in aanmerking. Op de middelbare school – we hebben het over de tweede helft jaren 60! – had ik belangstelling voor economie en – wat toen zo heette – handelskennis. Dan kom je al snel bij de juridische studie uit, aan de VU in Amsterdam, uit praktische overwegingen omdat het dicht bij Haarlem lag, waar ik toen woonde. Dus ik ben meester in de rechten (1974, VU Amsterdam; Nederlands recht), en deed naast een bedrijfsjuridische adviesfunctie ook de notariële studierichting, afgerond in 1977.
En inderdaad een leven lang leren: begin jaren 80 schreef ik over toen onbekende fenomenen als de stichting als rechtspersoon en fiscale rulings en overeenkomsten met de belastingdienst. Voor mijn promotie tot doctor in de rechtsgeleerdheid in 1988 (onderwerp ‘Natuurlijke verbintenissen. Civiel- en fiscaalrechtelijke beschouwingen over rechtens niet-afdwingbare verbintenissen’) dook ik diep in de grondslagen van betekenis en rechtvaardiging van juridische gebondenheid.
Continue kennis nemen en je verder ontwikkelen deed ik bijvoorbeeld voor de voorbereiding op de overgang naar wat toen heette het nieuw Burgerlijk Wetboek, de internationale contracten en structuren waarmee je binnen Ernst & Young wordt geconfronteerd, de ‘verengelsing’ van de adviespraktijk, de invloed van de millenium-bug in 2000 en de euro in 2002 op lopende contracten, de rechtsfiguren die door privatisering zijn ontstaan, de meer recente regelmachine van het financiële recht, de constant veranderende en zich ontwikkelende technologie, die niet alleen de juridische vakken wijzigt maar ook op de praktijkvoering structureel ingrijpt of bijvoorbeeld mijn kennis over het internationale insolventierecht. Twintig jaar geleden paste deze in een luciferdoosje, nu schrijf ik er met gemak 2 boeken over, in het Engels, met meer dan 1500 bladzijden. Leren, van ontwikkelingen, van anderen, doe je elke dag.
Welke functies bekleedt je momenteel en waar bestaan de werkzaamheden/taken uit?
Onlangs heb ik, samen met een Duitse collega, voor het European Law Institute (ELI) een vuistdik rapport gepresenteerd over ‘Rescue of Business in Insolvency Law’, met meer dan 100 aanbevelingen voor EU-lidstaten en de Europese Commissie van de EU om het redden van bedrijven in financiële moeilijkheden aanzienlijk efficiënter en effectiever te doen plaatsvinden. Sinds 2016 ben ik voorzitter van CERIL, Conference of European Restructuring and Insolvency Law, een onafhankelijke Europese think tank die zich inzet voor de verbetering van de wetten en praktijken inzake herstructureringen en insolventie in de EU en haar lidstaten. Ik ben adviseur van ELI voor het project ELI-UNIDROIT (The International Institute for the Unification of Private Law, Rome) ‘European Rules of Civil Procedure’, dat zich richt op het ontwikkelen van een Europees model voor uniforme regels van burgerlijk procesrecht.
Enkele functies lopen al langer: lid van de Joint Board of Appeal van de drie Europese toezichthouders op de financiële markten (EBA, ESMA, EIOPA), adviseur van de Europese Commissie op het terrein van het herstructurerings-en insolventierecht en het voorzitterschap van het SER/Coördinatieoverleg Zelfregulering, Overleggroep Banken en Notariaat. Resultaat van dit overleg zijn onder meer Algemene dienstverleningsvoorwaarden Notariaat 2014 en de Algemene bankvoorwaarden van 2017. Maar ik denk dat ik in de juridische wereld het meest bekend ben als auteur van Insolventierecht, een 10-delige serie die sedert 1999 verschijnt. Komende maand verschijnt het laatste deel in alweer de 4e druk. Daarna maak ik mij op om binnen een jaar of vijf, zes de vijfde druk van deze serie te schrijven, want in de rechtspraktijk is er veel belangstelling voor en ik doe het graag.
Wat was de aanleiding voor je om toe te treden tot de Raad van Advies van DigiTrage?
Je wordt gevraagd om bij te dragen aan een nieuwe vorm van geschilbeslechting. Dat sloot aan op mijn ervaring en belangstelling, van 1988 tot 2016 was ik raadsheer-plaatsvervanger in het Hof Den Haag en sedert 1987 vaste arbiter, en sedert 2000 voorzitter, van de Vaste Geschillencommissie van Achmea op het terrein van levens- en pensioenverzekeringen. Daarnaast heb ik diverse arbitrages gedaan, als zelfstandige, niet aan een instituut verbonden arbiter. Die kennis kan te stade komen bij het helpen uitbouwen van een relatief jonge organisatie als DigiTrage. De Raad van Advies staat DigiTrage bij in het realiseren van wat wij als de kernwaarden van geschillenbeslechting zien. En ook hoe deze in de telkens meer van belang wordende wereld van elektronische informatie- en communicatie kunnen worden gewaarborgd.
Deze beïnvloedt natuurlijk de gewone geschillenbeslechting?
Inderdaad, stabiele geschillenbeslechting, zoals we die uit het verleden kennen, staat onder druk. In diverse sectoren wordt al preventief getracht geschillen te voorkomen (via mediation en on-line dispute resolution), in andere sectoren wordt met drempelverlagende mechanismen gewerkt (een breed palet aan geschillencommissies). Voor internationale financiële geschillen komt de positie van London (door Brexit) onder druk te staan. Singapore en Frankfurt lopen langs de lijn warm. Zelf zou ik ook aan Amsterdam denken, maar als ik kijk naar de trage gang van zaken om tot een Netherlands Commercial Court (NCC) te komen dan lijkt dat te ambitieus. Voor internationale handelsgeschillen gaat dit NCC in Amsterdam aan de slag, ik meen per 1 januari 2018. Afgezien van enkele juridische hobbels kan in sommige internationale zaken het griffierecht in eerste instantie (€ 15.000; bij kort geding € 7.500) en in hoger beroep (€ 20.000; bij kort geding € 10.000) prohibitief werken. Het kan ook wel even duren voor dit Court functioneert, omdat partijen in hun overeenkomst een forumkeuze voor het NCC zullen moeten opnemen.
Daarnaast geldt de nieuwe regeling niet voor zaken die tot de bevoegdheid van de kantonrechter behoren. Dus deze blijft voor internationale agentuurovereenkomsten of huur van dure machines of schepen bevoegd. In in Nederland wordt langzaam maar structureel overgeschakeld naar ‘verplicht digitaal procederen’. Vanaf 1 september 2017 procedeert een advocaat voor een groot aantal zaken verplicht digitaal bij de rechtbanken Gelderland en Midden-Nederland in vorderingszaken met verplichte procesvertegenwoordiging (met een belang van meer dan € 25.000). Deze wijze van procesvoering vergt, bij cliënten, advocaten en rechters, de nodige gewenning maar moet ertoe leiden dat procedures eenvoudiger, sneller, overzichtelijker en toegankelijker worden. In een digitaal dossier kan steeds worden gecheckt wat de stand van zaken is. Al met al een behoorlijke uitdaging voor juridische professionals.
Hoe zie je de toekomst voor digitale arbitrage in het algemeen en DigiTrage in het bijzonder?
DigiTrage hoort, vind ik, tot de innovators en early adopters van digitale geschillenbeslechting, via een op arbitrage steunend model, voor de grote markt van relatief kleinere, nationale geschillen. Die markt lijkt me tamelijk homogeen: een partij verlangt als gewone schuldeiser betaling van zijn vordering. De laatste jaren zijn de kosten bij de gewone rechter behoorlijk gestegen. Bijgevolg wordt – hoewel soms lastig – een zakelijke beslissing genomen: niet procederen, maar afboeken die vordering! Hier ligt natuurlijk strategisch gedrag van opportunistisch handelende debiteuren op de loer. Een debiteur schat de kans in dat hij (zij) toch niet in rechte zal worden aangesproken. Het is zonneklaar dat afzien van invordering tot liquiditeitsproblemen kan leiden.
Een digitaal scheidsgerecht, dat sneller, goedkoper en door haar digitale karakter laagdrempeliger werkt dan een overheidsrechter, is dan een uitkomst. Voor tal van transacties, bestellen goederen, boeken van concerten of bankbetalingen is online de standaard, dus waarom niet digitaal een geschil laten beslissen? Partijen, of hun digitaal onderlegde advocaten moet er dan wel voor zorgen dat in contracten of algemene voorwaarden een DigiTrage-beding is opgenomen.
Bron: Digitrage