Om de houdbaarheid van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015) te verbeteren, heeft het kabinet besloten om voor alle Wmo-voorzieningen waar nu het abonnementstarief voor geldt, een inkomensafhankelijke eigen bijdrage in te voeren. Op dit moment betaalt elke cliënt die van een of meer van deze voorzieningen gebruik maakt, € 19,- per maand (het abonnementstarief), ongeacht het inkomen. Met de invoering van de inkomensafhankelijke eigen bijdrage wordt de hoogte van de eigen bijdrage bij alle maatwerkvoorzieningen afhankelijk van het inkomen. Deze wijziging gaat per 1 januari 2026 in. Hoe de nieuwe, inkomensafhankelijke eigen bijdrage er precies uit komt te zien wordt in de komende periode verder uitgewerkt.
Aanpassing wetsvoorstelAanpassing wetsvoorstel
Het kabinet was al van plan om voor één onderdeel van de Wmo 2015, de huishoudelijke hulp, een passende eigen bijdrage in te voeren. In het coalitieakkoord was afgesproken om dit per 1 januari 2025 te realiseren. Door het nieuwe besluit om de inkomensafhankelijke eigen bijdrage te verbreden naar alle Wmo-voorzieningen, waarvoor nu het abonnementstarief geldt, wordt de invoeringsdatum een jaar opgeschoven. Dit betekent dat het wetsvoorstel Passende eigen bijdrage huishoudelijke hulp ingetrokken wordt en er een nieuw wetsvoorstel Passende eigen bijdrage Wmo 2015 komt met ingangsdatum 1 januari 2026.
Gevolgen inkomensafhankelijke eigen bijdrage Wmo voor burgers
Wmo-cliënten gaan op zijn vroegst vanaf 1 januari 2026 deze inkomensafhankelijke eigen bijdrage betalen. Cliënten zullen hier van tevoren uitgebreid over worden geïnformeerd.
Druk op voorzieningen door het abonnementstarief
Sinds de invoering van het abonnementstarief voor de Wmo vanaf 2019 kunnen huishoudens gebruik maken van bepaalde Wmo-voorzieningen voor een vast tarief van € 19,- per maand, ongeacht inkomen, vermogen of gebruik. Door het abonnementstarief is het gebruik van Wmo-voorzieningen sterker gestegen dan verwacht. In de praktijk leidt het gestegen gebruikt ertoe dat de toegankelijkheid van Wmo-voorzieningen onder druk komt te staan, juist voor kwetsbare groepen.
De invoering van de inkomensafhankelijke eigen bijdrage zal helpen om de druk bij gemeenten op (het gebruik van) Wmo-voorzieningen te verlagen en de (financiële) houdbaarheid van de Wmo 2015 te verbeteren. Doordat de hoogte van de eigen bijdrage afhankelijk wordt van het inkomen en het vermogen, wordt rekening gehouden met de financiële draagkracht van burgers.
Het kabinet was al van plan om voor één onderdeel van de Wmo 2015, de huishoudelijke hulp, een passende eigen bijdrage in te voeren. In het coalitieakkoord was afgesproken om dit per 1 januari 2025 te realiseren. Door het nieuwe besluit om de inkomensafhankelijke eigen bijdrage te verbreden naar alle Wmo-voorzieningen, waarvoor nu het abonnementstarief geldt, wordt de invoeringsdatum een jaar opgeschoven. Dit betekent dat het wetsvoorstel Passende eigen bijdrage huishoudelijke hulp ingetrokken wordt en er een nieuw wetsvoorstel Passende eigen bijdrage Wmo 2015 komt met ingangsdatum 1 januari 2026.
Gevolgen inkomensafhankelijke eigen bijdrage Wmo voor burgers
Wmo-cliënten gaan op zijn vroegst vanaf 1 januari 2026 deze inkomensafhankelijke eigen bijdrage betalen. Cliënten zullen hier van tevoren uitgebreid over worden geïnformeerd.
Druk op voorzieningen door het abonnementstarief
Sinds de invoering van het abonnementstarief voor de Wmo vanaf 2019 kunnen huishoudens gebruik maken van bepaalde Wmo-voorzieningen voor een vast tarief van € 19,- per maand, ongeacht inkomen, vermogen of gebruik. Door het abonnementstarief is het gebruik van Wmo-voorzieningen sterker gestegen dan verwacht. In de praktijk leidt het gestegen gebruikt ertoe dat de toegankelijkheid van Wmo-voorzieningen onder druk komt te staan, juist voor kwetsbare groepen.
De invoering van de inkomensafhankelijke eigen bijdrage zal helpen om de druk bij gemeenten op (het gebruik van) Wmo-voorzieningen te verlagen en de (financiële) houdbaarheid van de Wmo 2015 te verbeteren. Doordat de hoogte van de eigen bijdrage afhankelijk wordt van het inkomen en het vermogen, wordt rekening gehouden met de financiële draagkracht van burgers.
Bron: Rijksoverheid