Het vertrouwen in de woningmarkt is in het eerste kwartaal van 2018 verder gedaald ten opzichte van voorgaande kwartalen in 2017. De totale WoonIndex komt uit op een stand van 109 punten, 4 punten lager dan het laatste kwartaal van 2017. De daling wordt met name veroorzaakt door de verwachting van de ondervraagden van het ING Woonbericht dat het een ongunstige periode is om een woning te kopen. Deze bevindt zich nu op hetzelfde lage niveau als in 2013 en volgens starters is het zelfs de afgelopen 10 jaar niet zo ongunstig geweest om een woning te kopen als nu.
Gevolgen voor starters
De gevolgen van de moeilijke aankoopmarkt voor starters vertalen zich in hoge woonlasten, gebrek aan comfort in de huidige woning en weinig perspectief op een andere woning. Ruim twee derde van de woningbezitters zegt in hun ideale woning te wonen tegenover slechts 15% van de starters. Mensen die al een koopwoning hebben, geven hun woonplezier gemiddeld een 8. Potentiële starters op de woningmarkt, die nu nog huren of thuis wonen, geven hun woonsituatie een 6,6. Op de vraag waarom hun woning geen 10 scoort, geeft 23% van de potentiële starters als reden dat de woning te duur is (tegenover 3% van de woningbezitters), 43% vindt de woning te klein en 39% wil graag een tuin.
Wim Flikweert, manager Wonen bij ING: “Voor potentiële starters zijn koopwoningen simpelweg te duur of niet beschikbaar. Dat betekent dat ze moeten blijven zitten waar ze zitten. Starters willen juist graag verhuizen naar een koopwoning om een stapje dichterbij hun ideale woning te komen, maar zijn genoodzaakt thuis te blijven wonen of tegen (hoge) prijzen te huren. Dit gaat ten koste van het woongenot en de hoge lasten kunnen leiden tot financiële kwetsbaarheid. Die kan zo groot worden dat de stap naar een koopwoning mogelijk niet meer gemaakt kan worden.”
Stad of platteland?
De schaarste op de woningmarkt heeft niet alleen voor starters gevolgen. Ook een kwart van de doorstromers zegt niet op de voorkeurslocatie te wonen. Een even groot deel dat nu in de stad woont zou liever op het platteland wonen en omgekeerd. Flikweert: “Natuurlijk heeft die mismatch niet alleen met de beschikbaarheid van woningen te maken, maar ook met de bereikbaarheid van werk, de nabijheid van familie etc. Een betere match tussen woning en locatie en meer dynamiek op de woningmarkt zou voor veel mensen het woongenot (en daarmee hun algehele geluk) echter ongetwijfeld verhogen!”
Bron: ING