Consumentengoederen en -diensten waren in maart 4,4 procent duurder dan in dezelfde maand een jaar eerder, meldt het CBS. In februari was de inflatie 8,0 procent.
Het CBS publiceert naast het algemene inflatiecijfer maandelijks ook wat de inflatie is exclusief de prijsontwikkeling van energie (gas, elektriciteit en stadsverwarming) en brandstof. In maart waren consumentengoederen en –diensten exclusief energie en motorbrandstoffen 8,1 procent duurder dan in dezelfde maand vorig jaar. In februari was de prijsstijging op jaarbasis eveneens 8,1 procent.
De inflatie wordt elke maand gemeten als de stijging van de consumentenprijsindex (CPI) ten opzichte van dezelfde maand in het voorgaande jaar. De CPI geeft het prijsverloop weer van een pakket goederen en diensten zoals dit gemiddeld wordt aangeschaft door de Nederlandse huishoudens. Een inflatie van 4,4 procent in maart 2023 betekent dat de prijzen van consumentenproducten 4,4 procent hoger zijn dan in maart 2022. De inflatie van 4,4 procent in maart komt dus niet bovenop de inflatie van 8,0 procent in februari.
Prijsdaling energie en motorbrandstoffen
De afname van de inflatie kwam vooral door de prijsontwikkeling van energie. In maart was energie 36,5 procent goedkoper dan in dezelfde maand een jaar eerder. In februari waren de prijzen 2,9 procent lager.
Motorbrandstoffen hadden ook een neerwaarts effect op de inflatie. De prijzen waren in maart 20,8 procent lager ten opzichte van een jaar eerder. In februari waren motorbrandstoffen 9,4 procent goedkoper. In maart 2022 betaalden consumenten gemiddeld 2,29 euro voor een liter Euro 95, dit jaar betaalden consumenten gemiddeld 1,81 euro. Een liter diesel kostte in maart vorig jaar gemiddeld 2,12 euro, dit jaar was dat 1,63 euro.
Nieuwe meetmethode energieprijzen
Vanaf verslagmaand juni 2023, waarvan op 30 juni de snelle raming wordt gepubliceerd, gebruikt het CBS een nieuwe methode om energieprijzen te meten in de CPI. Bij de huidige methode wordt de prijsontwikkeling gemeten op basis van nieuwe contracten. Bij de nieuwe methode worden transactiedata van energieleveranciers gebruikt, zodat er ook rekening kan worden gehouden met de tarieven van al langer lopende energiecontracten. Dit zorgt voor een nauwkeuriger inflatiecijfer. Het CBS publiceerde op 2 maart een update van het onderzoek naar de nieuwe methode om energieprijzen te meten.
Inflatie eurozone daalt
Het CBS publiceert sinds 1996 twee verschillende cijfers voor inflatie. Een op basis van de consumentenprijsindex (CPI) en een op basis van de geharmoniseerde index van consumentenprijzen (HICP). Consumentengoederen en -diensten in Nederland waren volgens de HICP in maart 4,5 procent duurder dan in dezelfde maand een jaar eerder, in februari was dat 8,9 procent. De inflatie in de eurozone daalde van 8,5 procent in februari naar 6,9 procent in maart.
Verschil CPI en HICP
Om de inflatie tussen landen te kunnen vergelijken, berekenen de lidstaten van de Europese Unie (EU) een consumentenprijsindex volgens internationaal afgesproken definities en methoden. De Europese Centrale Bank gebruikt de HICP voor het monetaire beleid in de eurozone. Daarnaast maken de meeste landen nog een eigen, nationale prijsindex.
Het belangrijkste verschil tussen de CPI en de HICP voor Nederland is dat de HICP in tegenstelling tot de CPI geen rekening houdt met de kosten van het wonen in de eigen woning. In de CPI worden deze kosten berekend aan de hand van de ontwikkeling van woninghuren. Dit is echter niet het enige verschil. In een publicatie worden deze verschillen verder toegelicht.
Dashboard consumentenprijzen
Het dashboard consumentenprijzen toont de inflatie volgens de consumentenprijsindex (CPI) en voor een aantal groepen consumentengoederen en -diensten. Meer prijsindicatoren zijn te vinden in het prijzendashboard. De persoonlijke inflatiecalculator geeft inzicht in de ontwikkeling van de consumentenprijzen voor een individueel consumptieprofiel.
Bron: CBS