In mijn vorige blog van 16 juni 2014 schreef ik dat er eindelijk duidelijkheid is over de verschuldigdheid van incassokosten voor consumenten. Het blijkt dat ik iets te vroeg gejuicht heb.
Weliswaar wordt het rapport BGK Integraal uit 2013 aangepast naar aanleiding van de uitspraak van de Hoge Raad van 13 juni 2014, waarin de Hoge Raad bepaalde dat na het zenden van de veertiendagenbrief geen nadere incassohandeling vereist voor de verschuldigdheid van incassokosten bij consumentenincasso’s. De voorgenomen aanpassing vind je hier.
Terugkomend op mijn te vroege juichen, het volgende. De rechtbank Den Haag, sector kanton, locatie Den Haag heeft in een brief van 31 juli meegedeeld de veertiendagenbrief niet te accepteren bij de beoordeling van de toewijsbaarheid van de incassokosten, maar dat dit minimaal een zestiendagenbrief moet zijn:
De 14 dagen-termijn is bedoeld ter bescherming van de debiteur. het is mede met het oog op de postbezorging niet voldoende om de buitengerechtelijke incassokosten in de aanmaning aan te zeggen onder vermelding van “binnen veertien dagen na heden”. Bij de toetsing van de buitengerechtelijke incassokosten rekent het team kanton Den Haag daarom met tenminste 16 dagen na dagtekening van de aanmaning.
Is deze handelwijze van het Haagse kanton juist? In de wet staat in artikel 6:96 lid 6 BW:
De vergoeding volgens de nadere regels kan indien de schuldenaar een natuurlijk persoon is, die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf, eerst verschuldigd worden nadat de schuldenaar na het intreden van het verzuim, bedoeld in artikel 81, onder vermelding van de gevolgen van het uitblijven van betaling, waaronder de vergoeding die in overeenstemming met de nadere regels wordt gevorderd, vruchteloos is aangemaand tot betaling binnen een termijn van veertien dagen, aanvangende de dag na aanmaning.
De wettekst lijkt me helder. De termijn van 14 dagen begint te lopen de dag na het versturen van de aanmaning. De wettekst rept uitdrukkelijk niet over een termijn van 14 dagen na ontvangst van de sommatiebrief.
Het standpunt van het kanton Den Haag is ook niet logisch. Als de wetgever de consument meer tijd wilde gunnen om alsnog tot betaling over te gaan, had ze wel een termijn van twee (of meer) dagen (werkdagen?) na verzending genomen als moment waarop de 14 dagen termijn aanvangt.
Voor zover mij bekend, zijn er nog geen uitspraken van kanton Den Haag gepubliceerd waarin deze handelwijze wordt toegepast.
Bron: De Bloggende Advocaat